Depressie en ongerustheid komen veel voor bij mensen die leven met dementie (‘people living with dementia’, PLWD), de prevalentie van zowel depressie en ongerustheid wordt geschat op 38% bij milde dementie.1 Het is op dit moment onduidelijk of routinematige psychologische therapie kan helpen bij het verminderen van deze symptomen bij PLWD. Een recente studie gepubliceerd in eClinicalMedicine, richtte zich op het onderzoeken van de verbeteringen in depressie- en ongerustheidssymptomen gedurende psychologische therapie bij PLWD en het vergelijken van deze uitkomsten met de effecten bij mensen zonder dementie.2
Depressie, ongerustheid en dementie dragen sterk bij aan de wereldwijde gezondheidsgerelateerde last, waardoor het cruciale problemen zijn voor de volksgezondheid.3,4 Ongerustheid en depressie bij PLWD zijn geassocieerd met meerdere negatieve uitkomsten, zoals een lagere kwaliteit van leven, een snellere verslechtering van het cognitief vermogen, eerdere institutionalisering en verhoogde stress bij de zorgverlener.5-9 Eerdere review-artikelen vonden over het algemeen positief bewijs uit gerandomiseerde klinische studies wat betreft de werkzaamheid van psychologische therapieën bij het verminderen van depressie, ongerustheid en psychologische nood bij PLWD.10-12 Omdat er mogelijk systematische verschillen zijn tussen PLWD die deelnemen in klinische studies en hen die kritische zorg ontvangen is het echter onduidelijk hoe representatief deze uitkomsten zijn voor PLWD in de klinische praktijk.
MODIFY-studie
In de MODIFY-studie werd nationale data uit Engeland van de Improving Access to Psychological Therapies(IAPT)-services gelinkt aan Hospital Episode Statistics-data, de Mental Health Services Dataset en HES-ONS-mortaliteitsdata om zo 1.549 PLWD te identificeren die binnen IAPT psychologische therapie voltooiden tussen 2012-2019. Daarnaast werd een ‘propensity score’-gematchte controlegroep geïdentificeerd zonder vastgestelde dementie. Uitkomstmaten waren onder andere pre-postinterventie veranderingen in depressie (PHQ-9) en ongerustheid (GAD-7) en behandelingsuitkomsten zoals betrouwbare verbetering, herstel en verslechtering.
Behandelingsuitkomsten
Betrouwbare verbetering werd gedefinieerd als zijnde reductie in depressie- of ongerustheidssymptomen tussen de eerste en laatste bijgewoonde behandelingssessie boven de drempel voor meetfouten van de corresponderende symptoomschaal (≥6 punten op PHQ-9, ≥4 punten op GAD-7). Betrouwbaar herstel was een betrouwbare verbetering en einde van de behandeling onder de drempel voor ‘caseness’ volgens eerdergenoemde symptoomschalen. Betrouwbare verslechtering werd gedefinieerd als zijnde een toename in depressie- of ongerustheidssymptomen tussen de eerste een laatste behandelingssessie van ten minste de drempel voor de meetfout.
Minder groot effect bij PWLD
Symptomen van depressie (t(1548)=31,05; p<0,001) en ongerustheid (t(1548)=30,31; p<0,001) verbeterden in PWLD gedurende de psychologische therapie met substantiële effectgroottes (depressie: d=-0,83; ongerustheid: d=-0,80). PLWD hadden echter minder kans op betrouwbare verbetering (oddsratio (OR): 0,75 [95%-BI]: 0,63-0,88; p<0,001) of herstel (OR: 0,75 [95%-BI]: 0,64-0,88; p=0,001) en een hogere kans op verslechtering (OR: 1,35 [95%-BI]: 1,03-1,78; p=0,029) dan de controlegroep zonder dementie.
Psychologische therapie kan gunstig zijn voor PLWD met depressie of ongerustheid, maar is momenteel niet zo effectief als voor mensen zonder dementie. Meer onderzoek is nodig om toegang tot psychologische behandelingen te verbeteren en om de discrepantie en hoe behandelingen aangepast kunnen worden voor betere uitkomsten te begrijpen.
Referenties