Obstructieve slaapapneu draagt mogelijk bij aan cognitieve achteruitgang

november 2021 Preventie Dominique Vrouwenvelder

Editor’s pick van drs. Aline Delva, ASO neurologie, UZ Leuven

Hyperintensiteiten van de witte stof (‘white matter hyperintensities’, WMH’s) in de hersenen staan in verband met cognitief functioneren. Obstructief slaapapneu (OSA) zou bijdragen aan een verhoging van de WMH’s en zodoende aan cognitieve achteruitgang. OSA is echter goed te behandelen, waardoor cognitieve achteruitgang mogelijk geremd kan worden. Met behulp van de ‘Study of Health in Pomerania-Trend baseline’ (SHIP-Trend-0) poogden Duitse onderzoekers een antwoord te vinden op de vraag of OSA geassocieerd is met WMH’s.1

WMH’s worden vaak waargenomen op brein-MRI’s van oudere mensen, dementerende personen en patiënten met een beroerte en worden daarom geassocieerd met een verhoogd risico op dementie, cognitieve achteruitgang, beroerte, overlijden, abnormaal looppatroon, evenwichtsstoornissen en depressie. 2-4 Onderliggende ziektemechanismen van WMH’s zijn nog niet volledig opgehelderd.

Een mogelijke factor die bijdraagt aan de ontwikkeling van WMH is OSA, een aandoening die veel voorkomt in de algemene bevolking en waarvoor effectieve behandelingen beschikbaar zijn. OSA is geïdentificeerd als een belangrijke risicofactor voor cardiovasculaire, metabole en psychiatrische aandoeningen.5 Het verband tussen OSA en WMH is slechts in een paar humane studies onderzocht met tegenstrijdige bevindingen.

SHIP-Trend-0

De SHIP-Trend-0-studie is een observationele studie die het onderzoek naar een groot aantal risicofactoren, subklinische aandoeningen, klinische ziekten en hun onderlinge relaties moet vergemakkelijken. Deelnemers werden gerekruteerd in West-Pommeren (Duitsland) en data werd verzameld tussen 1 september 2008 en 31 december 2012.

Voor dit onderzoek werden data van 529 deelnemers uit de SHIP-Trend-0-studie gebruikt. Van hen waren data beschikbaar over onder meer WMH en OSA. De apneu-hypopneu-index (AHI) en zuurstofdesaturatie-index (ODI) werden beoordeeld tijdens een polysomnografische meting die één nacht in het laboratorium werd uitgevoerd. De primaire uitkomstmaat was WMH-gegevens, verzameld aan de hand van een MRI.

Van de 529 studiedeelnemers (gemiddelde leeftijd: 52,15 [±13,58] jaar; 282 vrouwen [53%]) werden in totaal 209 (40%) en 102 (19%) personen gediagnosticeerd met OSA volgens respectievelijk de AHI- of ODI-criteria (AHI: gemiddeld 7,98 [±12,55] episodes per uur; ODI: gemiddeld 3,75 [±8,43] episodes per uur). Zowel AHI (β=0,024; 95%-BI: 0,011-0,037; p<0,001) als ODI (β=0,033; 95%-BI: 0,014-0,051; p<0,001) waren significant geassocieerd met WMH-volumes in de hersenen. Deze associaties bleven bestaan wanneer werd gecorrigeerd voor aanvullende vasculaire, metabole en leefstijl WMH-risicofactoren. Regio-specifieke WMH-analyses vonden de sterkste associaties tussen enerzijds periventriculaire frontale WMH-volumes en zowel AHI (β=0,0275; 95%-BI: 0,013-0,042; p<0,001) en ODI (β=0,0381; 95%-BI: 0,016-0,060; p<0,001) en anderzijds periventriculaire dorsale WMH-volumes en AHI (β=0,0165; 95%-BI: 0,004-0,029; p=0,008).

In deze cohortstudie werd een statistisch significante associatie gevonden tussen verhoogd OSA en verhoogde WMH’s in de hersenen. Deze associaties kunnen wijzen op een nieuw, potentieel behandelbaar wittestof-ziektemechanisme waarmee mogelijk ook cognitieve achteruitgang kan worden geremd.

OSA-medicatie

Het beschermende effect van OSA-medicatie op cognitieve achteruitgang is recentelijk onderzocht door Galit Dunietz en collega’s.6 Zij analyseerden het gebruik en de therapietrouw aan luchtstroomtherapie (‘positive airway pressure’, PAP) bij OSA. Deze steekproef bestond uit 53.321 deelnemers waarvan 59% mannen, 90% witte mensen en 62% jonger dan 75 jaar. De meerderheid (78%) van de deelnemers met OSA kreeg PAP voorgeschreven en 74% van de deelnemers werd beschouwd als therapietrouw.

In analyses was PAP-behandeling geassocieerd met een lagere kans op een diagnose met de ziekte van Alzheimer (odds ratio [OR]: 0,78; 95%-BI: 0,69-0,89) en niet verder gespecificeerde dementie (OR: 0,69, 95%-BI: 0,55-0,85). Onder PAP-gebruikers werden tevens lagere kansen op milde cognitieve achteruitgang gezien, die statistische significantie benaderden (OR: 0,82; 95%-BI: 0,66-1,02). PAP-therapietrouw was geassocieerd met een verlaagd risico op een alzheimerdiagnose (OR: 0,65; 95%-BI: 0,56-0,76).

Conclusie

De onderzoekers concluderen dat PAP-behandeling en -therapietrouw, onafhankelijk van elkaar zijn geassocieerd met een lagere kans op een alzheimerdiagnose bij op hogere leeftijd. Deze resultaten suggereren dat behandeling van OSA het risico op latere dementie kan verminderen.

Referenties

  1. Zacharias HU, Weihs A, Habes M, et al. Association Between Obstructive Sleep Apnea and Brain White Matter Hyperintensities in a Population-Based Cohort in Germany. JAMA Netw Open. 2021 Oct 1;4(10):e2128225.
  2. Wardlaw JM, Valdés Hernández MC, Muñoz-Maniega S. What are white matter hyperintensities made of? relevance to vascular cognitive impairment. J Am Heart Assoc. 2015;4(6):001140.
  3. Gouw AA, Seewann A, van der Flier WM, et al. Heterogeneity of small vessel disease: a systematic review of MRI and histopathology correlations. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2011;82(2):126-135.
  4. Prins ND, Scheltens P. White matter hyperintensities, cognitive impairment and dementia: an update. Nat Rev Neurol. 2015;11(3):157-165.
  5. Fietze I, Laharnar N, Obst A, et al. Prevalence and association analysis of obstructive sleep apnea with gender and age differences: results of SHIP-Trend. J Sleep Res. 2019;28(5):e12770.
  6. Dunietz GL, Chervin RD, Burke JF, et al. Obstructive sleep apnea treatment and dementia risk in older adults. Sleep. 2021 Sep 13;44(9):zsab076.