In oktober 2020 meldde het RIVM de eerste besmetting met het westnijlvirus (WNV) in Nederland. Volgens het RIVM ligt verspreiding van dit virus vanuit Zuid- en Centraal-Europa naar West-Europa in de lijn der verwachting. Bij 1% van de immuuncompetente patiënten leidt WNV-infectie tot een neuroinvasieve ziekte. Tijdens AAN 2022 presenteerde David Gritsch (Mayo Clinic, Scottsdale, VS) de resultaten van een onderzoek naar kenmerken van een WNV-infectie bij immuungecompromitteerde patiënten.
Het WNV is een door vogels en muggen op de mens overgedragen virus (er is geen mens-op-mens overdracht). Bij immunocompetente (IC) patiënten verloopt een WNV-infectie gewoonlijk asymptomatisch, terwijl bij 20% zich een griepachtig syndroom ontwikkelt. De incubatietijd bedraagt gewoonlijk 2 tot 6 dagen, maar kan bij immunocompetentie langer duren. Neuroinvasieve WNV (NiWNV) treedt op bij 1% van IC-patiënten en kan dan de vorm aannemen van meningitis, encefalitis of een acuut verslappende verlamming. Ondanks een toenemend aantal immuungecompromiteerde patiënten (‘immunesuppressed’, IS) in de VS, waren de ziektekenmerken bij deze patiënten tot op heden nog onvoldoende beschreven. Daarom was dit onderzoek erop gericht om een vergelijking te maken van de klinische kenmerken en uitkomsten van bij IS- en IC-patiënten.
Onderzoek van elektronische patiëntendossiers van alle NiWNV-patiënten die tussen juli 2003 en september 2019 waren behandeld in de ziekenhuizen van de Mayo Clinic. Patiënten werden aangemerkt als IS of IC op grond van de aanwezigheid van de transplantatiegeschiedenis, actieve kanker, DM type-2, eindstadium nierkanker of behandeling met immunosuppressiva. De Chi-kwadraat of Kruskal-Wallis toetsen en logistische regressie werden toegepast om relevante variabelen te vergelijken en voorspellende factoren voor mortaliteit te bepalen.
In het onderzoek werden 83 patiënten (32 IS en 51 IC) met een gemiddelde leeftijd van 62 jaar geïncludeerd met meningo-encefalitis (83%), encefalitis (11%) en myeloradiculitis (6%). Het MRI vertoonde afwijkingen bij 74% (51/69) met T2-FLAIR hyperintensiteiten bij 45% (hersenstam, thalamus, temporale kwabben), leptomeningeale uitbreidingen (12%) en acute beroertes (23%).
De algemene klinische kenmerken van NiWNV bleken grotendeels afhankelijk te zijn van de immuunstatus van de patiënt. IS-patiënten kwamen later in het ziekenhuis terecht dan IC-patiënten (na 9 dagen versus 6 dagen) en hadden vaker een positieve PCR-test voor WNV in het corticospinale vocht (CSV). Myalgie kwam in de IC-groep vaker voor (45 versus 19) en T2-FLAIR-afwijkingen in de thalamus op MRI werden vaker gezien in de IS-groep (13% versus 0%). Voor het overige waren de klinische en radiografische kenmerken tussen de beide groepen onderling vergelijkbaar. IS-patiënten werden vaker behandeld met intraveneus immunoglobuline (59% versus 12%; p=<0,01) of interferon alfa (44% versus 10%; p=0,0003) maar hadden desondanks een groter overlijdensrisico na 90 dagen (oddsratio [95%-BI]: 2,18 [1,06-4,49]; p=0,035; zie Figuur 1). Factoren die waren gecorreleerd met de 90-dagen mortaliteit waren een positieve PCR voor WNV in het CSV, een langduriger verblijf in het ziekenhuis, toelating op de intensive care, Glasgow-comaschaal <8 en mechanische beademing. De aanwezigheid van positieve IgM-antilichamen voor WNV bleek daarentegen beschermend.
In vergelijking met IC-patiënten lopen IS-patiënten met NiWNV ondanks hun behandeling een groter overlijdensrisico. Uitgebreider onderzoeken is nodig om de gevonden voorspellende factoren te valideren.
Gritsch D, Harahsheh E, Kasule S, et al. Clinical Characteristics and Outcomes of Neuroinvasive West Nile virus infection in Immunosuppressed and Immunocompetent individuals treated at the Mayo Clinic Hospitals. Gepresenteerd tijdens AAN 2022; S3