Monoklonale antilichamen (‘monoclonal antibodies’, mAb’s) gericht tegen ‘calcitonin gene-related peptide’ (CGRP) zijn geïndiceerd als migraineprofylaxe. De richtlijnen van de European Headache Federation (EHC) stellen dat patiënten 12-18 maanden behandeld kunnen worden met CGRP-gericht mAb’s. Het is nog niet duidelijk hoe lang het klinische voordeel van CGRP-gerichte mAb’s aanhoudt na het stoppen van de behandeling. Dit werd nader onderzocht in de MADRE MIA-studie. Tijdens EHC 2023 presenteerde David García Azorín (Hospital Clínico Universitario, Valladolid, Spanje) hiervan de resultaten.
CGRP is een vasodilatator die betrokken is bij de pathofysiologie van migraine. Tijdens een migraineaanval is de CGRP-concentratie verhoogd. Er wordt verondersteld dat een CGRP-remmer door modulatie van het trigeminale systeem migraine kan voorkomen. mAb’s, waaronder erenumab, fremanezumab en galcanezumab, worden ingezet om de CGRP-signalering te remmen door CGRP of zijn receptor te targeten. Bij een positieve respons kan de behandeling met CGRP-gericht mAb’s worden gestopt.
De MADRE MIA-studie was een multicentrische, prospectieve cohortstudie waarin patiënten werden geïncludeerd met hoogfrequente episodische migraine (HFEM) of chronische migraine (CM) die na het falen van minstens drie profylactische geneesmiddelen werden behandeld met mAb’s en daarop een positieve respons hadden. Er werden verschillende demografische en klinische gegevens verzameld. De belangrijkste uitkomstmaat was de duur van de respons, gedefinieerd als de tijd vanaf het stoppen van de mAb-behandeling tot: (a) het terugkeren van de situatie van vóór de mAb-behandeling; (b) het hervatten van de mAb-behandeling; of (c) het gebruik van een ander profylactisch middel.
In totaal werden 3.477 patiënten geïncludeerd met een gemiddelde leeftijd van 48,5 jaar (IQR: 41,4-56,5), van wie 84,9% een vrouw was. Van hen had 21% HFEM, 79% CM en 24,6% migraine met aura. Het mediane aantal eerdere profylactische behandelingen was 5 [IQR: 4-7]. De meest gebruikte mAb’s waren: galcanezumab (48,1%), fremanezumab (28%), erenumab (23,7%) en eptinezumab (0,2%). De mediane duur van de mAb-behandeling voordat deze gestopt werd was 11,8 maanden [IQR: 9,8-13,3].
Na de mAb-behandeling was er sprake van een statistisch significante vermindering van het aantal hoofdpijndagen per maand, het aantal migrainedagen per maand, het aantal dagen per maand waarin acute behandeling nodig was, het aantal dagen per maand waarop behandeling met een triptaan nodig was, en de mediane intensiteit van de hoofdpijn. De mediane duur van de respons na het stoppen van de behandeling was 4,7 maanden [IQR: 3,96-5,56]. De meeste patiënten ervoeren een verlies van de respons, ongeacht geslacht, migrainesubtype of de duur van de behandeling. Alleen het gebruikte mAb had een statistisch significante invloed op de duur van de respons: patiënten die erenumab gebruikten hadden een kortere responsduur, vergeleken met galcanezumab, fremanezumab, en eptinezumab.
In de multicentrische, prospectieve cohortstudie MADRE-MIA werd onderzocht hoe lang de respons aanhoudt na het stoppen van behandeling met CGRP-gerichte mAb’s bij patiënten met HFEM of CM. De duur van de respons was niet homogeen en varieerde tussen patiënten, waarbij sommige patiënten een snelle terugval en anderen een aanhoudend klinisch voordeel hadden. Er werd wel een verschil aangetoond in responsduur tussen de verschillende mAb’s.
Referentie
García Azorín D, et al. MADRE MIA: Monoclonal Antibody Duration of REsponse in MIgraine After treatment interruption: a prospective multicentric study on 2164 patients. Gepresenteerd tijdens EHC 2023; abstract AL017.