Progressieve multiple sclerose (MS) wordt gekenmerkt door hersenatrofie en een daaruit resulterend verlies aan hersenvolume.1 Afname van het hersenvolume is niet alleen gerelateerd aan de ziekteduur van MS, maar ook aan een hogere leeftijd.2 Uit eerder onderzoek is gebleken dat hersenatrofie bij oudere patiënten met MS in een relatief hogere mate kan worden toegeschreven aan het normale verouderingsproces dan aan de ziekte, vergeleken met jongere patiënten.2 Tijdens MSMilan2023 presenteerde Sezgi Kaçar (MS Centrum Amsterdam, Amsterdam UMC, locatie VUmc) de resultaten van een onderzoek naar leeftijdsgerelateerde hersenatrofie bij patiënten met ‘relapsing-remitting’ MS.3
Hersenatrofie wordt steeds vaker geopperd als uitkomstmaat in klinische studies, met name in onderzoeken naar progressieve MS. Hoewel MS kan leiden tot hersenatrofie, nemen de hersenen ook af in volume gedurende het normale verouderingsproces. Door de sterke correlatie tussen veroudering en ziekteprogressie van MS is het moeilijk om onderscheid te maken tussen de effecten van MS en leeftijd op de gemeten hersenatrofie.4 In de huidige studie werd de relatie tussen het hersenvolume en de ziekteduur en leeftijd van patiënten met ‘relapsing-remitting’ MS (RRMS) bestudeerd.
In dit observationele onderzoek werden de gegevens van 5.641 patiënten met RRMS geanalyseerd, die afkomstig waren uit de fase III-studies OPERA I, OPERA II, BRAVO, CONFIRM en DEFINE. Inclusiecriteria waren een leeftijd van 18-56 en een EDSS-score van 0-5,5. Voor de analyse werden voor elke patiënt MRI-hersenvolumemetingen verzameld die werden uitgevoerd bij aanvang van de studie en twee jaar daarna (grijzestofvolume, thalamusvolume, wittestofvolume, volume van T2-afwijkingen). De deelnemers werden onderverdeeld in 7 leeftijdsgroepen, gebaseerd op hun leeftijd aan het begin van de studie: 18-24 jaar, 25-30 jaar, 31-35 jaar, 36-40 jaar, 41-45 jaar, 46-50 jaar en 51-56 jaar. De groep deelnemers van 25-30 jaar werd in de analyse als referentiegroep gebruikt. De verandering in het hersenvolume werd berekend door het volume bij aanvang van de studie af te trekken van het volume dat na 2 jaar gemeten werd. Vervolgens werd bepaald hoe metingen in de verschillende leeftijdsgroepen gerelateerd waren aan het genormaliseerde hersenvolume, het volume van de thalamus en het volume van T2-afwijking. Tevens werd de mate van hersenatrofie bepaald in subgroepen die gestratificeerd werden naar ziekteduur: 0-4 jaar, 5-9 jaar en ≥10 jaar.
Een hogere leeftijd bij aanvang van de studie was gerelateerd aan een lager genormaliseerd grijzestofvolume (51-56 jaar vs. 25-30 jaar: β [95%-BI]: -35899 [-39578 tot -32219]) en thalamusvolume (51-56 jaar vs. 25-30 jaar: β [95%-BI]: 272 [-359 tot -184]). Gedurende de follow-upperiode werd een lagere mate van atrofie waargenomen bij oudere patiënten. Zo was het grijzestofvolume na 2 jaar follow-up afgenomen met gemiddeld 10.731 mm3 (standaarddeviatie: 10.072) bij deelnemers van 25-30 jaar, terwijl de afname gemiddeld 5.666 mm3 (standaarddeviatie: 10.768) bedroeg bij deelnemers van 51-56 jaar (p<0,0001). Dit effect werd gezien in alle ziekteduur-subgroepen. De gemiddelde thalamusatrofie gedurende de follow-upperiode was -221 mm3 (standaarddeviatie: 237) bij deelnemers van 25-30 jaar, ten opzichte van -115 mm3 (standaarddeviatie: 175) in de leeftijdsgroep van 51-56 jaar (p<0,0001). Er werd geen relatie gevonden tussen leeftijd en het genormaliseerde wittestofvolume of volume van T2-afwijkingen bij aanvang van de studie of de verandering hiervan gedurende de follow-upperiode.
Uit deze analyse van gegevens van een groot aantal patiënten met RRMS blijkt dat een hogere leeftijd gerelateerd is aan meer hersenatrofie, maar ook aan een tragere atrofieprogressie. Deze bevindingen waren onafhankelijk van de ziekteduur. Volgens de onderzoekers wijzen de resultaten erop dat de leeftijd van patiënten in acht moet worden genomen in studies naar neurodegeneratie en mechanismen die ten grondslag liggen aan ziekteprogressie.
Referenties