SAMENVATTING
Autorijden is een complexe taak die coördinatie van visuele en motorische functies met cognitieve vaardigheden vraagt. Rijgeschiktheid kan veranderen na een medische gebeurtenis of aandoening. Ongeveer de helft van de patiënten die een herseninfarct of ernstig hoofdtrauma doormaken, een derde van de patiënten met de ziekte van Parkinson en een kwart van de patiënten met een milde cognitieve stoornis (MCI) of beginnende dementie is niet (meer) in staat veilig auto te rijden. Eén tot 2 op de 1.000 verkeersongevallen wordt veroorzaakt door een plotselinge functiestoornis bij een bestaande aandoening van de bestuurder. In dit artikel komen voorspellende factoren die bij de beoordeling van de patiënt in de spreekkamer behulpzaam kunnen zijn bij de implementatie van de wettelijke regels, aan bod. De rijtest praktische rijgeschiktheid blijft echter het ultieme instrument om een uitspraak te doen over rijgeschiktheid in geval van motorische, cognitieve en visuele functiestoornissen. Aan de orde komen hogere corticale functiestoornissen, neglect, afasie, Clinical Dementia Rating (CDR)-score, OPS-vragenlijst, frontale symptomen en gedragsproblemen. Motorische functiestoornissen kunnen vaak worden gecompenseerd door aanpassingen in de auto, en visuele stoornissen zoals een hemianopsie door specifieke kijktraining. Veel patiënten beschouwen zichzelf ten onrechte als veilige rijder. De mening van de partner of familie van de patiënt betreffende diens rijgeschiktheid blijkt objectiever en is van groot belang bij de beoordeling. Neuropsychologisch onderzoek is vooral van belang bij MCI en beginnende dementie, in combinatie met anamnese en eventueel een simulatorrijtest, maar heeft een beperkte waarde in de voorspelling van rijgeschiktheid bij andere aandoeningen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):135–44)