SAMENVATTING
Ritmische en periodieke elektro-encefalografische (EEG) patronen die mogelijk elektrografische insulten reflecteren, worden gezien bij 10–35% van de patiënten in comateuze staat na het overleven van een hartstilstand.1–3 In de ‘treatment of electroencephalographic status epilepticus after cardiopulmonary resuscitation’ (TELSTAR)-trial werd ondergezocht of intensieve behandeling hiervan met anti-epileptica en sedativa de uitkomst kan verbeteren bij deze patiënten.4 Op 11 intensive-care (IC)-units in Nederland en België werden patiënten 1:1 gerandomiseerd tussen de standaardzorg (de controlegroep) en een stapsgewijze, geprotocolleerde behandeling om de ritmische en periodieke activiteit te onderdrukken gedurende 48 aaneengesloten uren plus de standaardzorg (de anti-epilepticagroep). De standaardzorg werd overgelaten aan de inschatting van de behandelend artsen. In het algemeen werden hierbij de Europese richtlijnen gevolgd waarbij in beide groepen gerichte temperatuurbehandeling werd nagestreefd.
In de anti-epilepticagroep werd de behandeling van ritmische en periodieke activiteit gebaseerd op internationale richtlijnen voor de behandeling van een status epilepticus. Stap 1 was een eerste anti-epilepticum plus een eerste sedativum (meestal midazolam of propofol), stap 2 was een tweede anti-epilepticum en een tweede sedativum en stap 3 was een hoge dosis barbituraten. Alle medicatie werd intraveneus toegediend. Toegestane medicatie was onder andere fenytoïne, valproaat of levetiracetam, waarbij de keuze voor het middel aan de behandelend arts werd overgelaten. De dosis en infusiesnelheden waren in het protocol vastgelegd. Het doel was alle ritmische en periodieke activiteit voor minstens 48 aaneengesloten uren te onderdrukken. Hierbij werd elke stap zo snel mogelijk genomen indien de eerdere stap niet voldoende effect had. Er was geen noodzaak tot het bereiken van een ‘burst’-suppressiepatroon op EEG. In de controlegroep was het toegelaten om sedativa voor te schrijven indien dit nodig was voor de beademing of om myoclonus te onderdrukken, maar gebruik van anti-epileptica in de controlegroep werd ontmoedigd. De primaire uitkomstmaat was neurologische status volgens de ‘cerebral performance category’ (CPC)-schaal bij 3 maanden, gedichitomiseerd naar goede uitkomst (geen, milde of matige beperkingen) of slechte uitkomst (ernstige beperkingen, comateus of overlijden).
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(1):46–7)