TNN - jaargang 122, nummer 4, juni 2021
drs. N.A.M.G. Bouwman , drs. R.H.J. Janssens , drs. J.M. Schellekens
De diagnose hitteberoerte wordt gesteld indien sprake is van hyperthermie, disfunctie van het centrale zenuwstelsel en blootstelling aan hitte of forse spierarbeid. Hitteberoerte is een conditie met een hoge mortaliteit en vraagt om onmiddellijke behandeling door middel van koelen en ondersteuning van de vitale functies. De diagnose hitteberoerte dient snel te worden gedifferentieerd van diagnoses met soortgelijke symptomen en een verhoogde lichaamstemperatuur. In dit artikel wordt een patiënt beschreven die in een sauna onwel werd en een klassieke hitteberoerte ontwikkelde. Door snel te koelen is deze patiënt goed hersteld. Het artikel beschrijft de fysiologie van hitteberoerte, de differentiaaldiagnose en de behandeling.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(4):169-72)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 3, mei 2021
N.G.M. Oonk MSc, drs. A.E.J. Sijben , dr. J.P.P. van Vugt , drs. J.P.M. van der Vegt
Een 87-jarige patiënt ontwikkelde gegeneraliseerde, actie-geïnduceerde myoclonieën op basis van een auto-immuungemedieerde, parainfectieuze reactie bij een SARS-CoV-2-infectie. Met aanvullend onderzoek waren reeds overige oorzaken uitgesloten. De patiënt werd symptomatisch behandeld met anti-epileptica en aanvullend een methylprednisolonkuur. De behandeling had een goed effect. Na 3 maanden resteerden nog subtiele myoclonieën en was er nog sprake van lichte cognitieve en fysieke klachten. Het klinisch spectrum van COVID-19-geassocieerde myoclonieën beschreven in de recente literatuur reikt van geïsoleerde myoclonieën tot een opsoclonus-myoclonussyndroom met encefalopathie. Bij het merendeel van de patiënten blijkt hieraan een para- of postinfectieuze oorzaak ten grondslag te liggen. De behandeling bestaat uit symptoombestrijding met anti-epileptica, eventueel in combinatie met immunosuppressiva. De prognose van parainfectieuze myoclonus bij COVID-19 lijkt tot nu toe gunstig, hoewel over de langetermijngevolgen nog geen harde uitspraken kunnen worden gedaan.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(3):127-31)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 2, maart 2021
J. Stove , S. Vandamme , A. Ciçek , dr. P. Bourgeois , dr. D. Vanhauwaert , dr. A. Tieleman , dr. O. Van Damme
Diepe hersenstimulatie (‘deep brain stimulation’, DBS) is een bewezen effectieve behandelmethode voor de motorische symptomen van de ziekte van Parkinson. De subthalamische nucleus (STN) wordt hierbij meestal gekozen als doelwit voor de neurostimulatie. Naast de motorische circuits omvat deze kern ook associatieve en limbische circuits, die bij costimulatie veranderingen op gedragsmatig en emotioneel vlak teweeg kunnen brengen. In dit artikel wordt een patiënt gepresenteerd die na het ondergaan van de STN-DBS een onverwerkt psychisch trauma herbeleeft. Enerzijds toont deze casus het belang aan van een goede patiëntenselectie met aandacht voor het ruimer psychisch functioneren van de patiënt. Anderzijds wijst dit artikel op het belang van een multidisciplinaire opvolging voor en na de DBS. Verder onderzoek naar de precieze invloed van een persoonlijke voorgeschiedenis van een psychisch trauma op de psychiatrische nevenwerkingen van STN-DBS lijkt aangewezen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(2):70-6)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 1, februari 2021
B.A. Schermer MSc, drs. G. Overdevest , dr. S. Hammer , dr. M.C. Kleijwegt
Een 76-jarige vrouw presenteerde zich op de Spoedeisende Hulp, omdat na een val een tak in haar linkerwang stak. Op een initiële CT-scan waren geen houtresten zichtbaar. Bij een groter ‘window’ waren houten splinters zichtbaar in de linker sinus maxillaris via de bulla ethmoidialis links, concha media links, septum nasi, concha media rechts, rechter ethmoïddak, mediale orbitawand en -dak rechts, uitbreidend tot in de frontaalkwab. Hierop werd behandeling gestart met breedspectrumantibiotica, een tetanusinjectie en antimycotica. De houten fragmenten werden chirurgisch verwijderd uit de schedelbasis, orbita en ethmoïd via een transnasale endoscopische procedure geassisteerd door een transorbitale benadering (niet scopisch). Na 16 dagen werd de patiënte ontslagen. Op dat moment had zij alleen nog een geringe elevatiebeperking van het rechteroog, die zich herstelde tijdens de poliklinische follow-up.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(1):22-5)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 6, december 2020
V.A. van Atteveld MSc, dr. J.M. Niers , prof. dr. P. van der Valk , dr. S.N. Stapel , dr. B.A. de Jong , drs. A.J. Kooter
In dit artikel wordt een 53-jarige man gepresenteerd met plots ontstane wanen en hallucinaties. Bloedonderzoek en beeldvormend onderzoek (MRI) waren vrijwel zonder afwijkingen. Hij werd daarop behandeld voor een primaire psychotische stoornis. Zijn toestand verslechterde echter: hij werd apathischer en in verband met een aspiratiepneumonie werd hij geïntubeerd en opgenomen op de Intensive Care. Herhaald MRI-onderzoek toonde uitgebreide wittestofafwijkingen. Mede vanwege hepatosplenomegalie en een verhoogde LDH-concentratie was een maligne lymfoom een differentiaaldiagnostische overweging. De patiënt overleed na enkele dagen. Bij obductie werd de diagnose intravasculair lymfoom bevestigd. Deze casus illustreert dat bij een plotselinge psychose, zeker op hogere leeftijd en met een atypische presentatie, aan een onderliggende ziekte moet worden gedacht. Psychiatrische verschijnselen kunnen een eerste symptoom zijn van een intravasculair lymfoom, waarbij snelle diagnostiek van belang is voor een vroegtijdige behandeling en soms overleving.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(6):262-5)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 5, oktober 2020
dr. S. Depoortere , dr. J. Toeback , dr. R. Oedit , dr. E. Van Buggenhout , dr. S. Lunskens
Een 44-jarige man ontwikkelde subacuut gang- en evenwichtsmoeilijkheden en een sensibel niveaubeeld vanaf thoracaal niveau Th10. Een MRI-scan van de cervicothoracale wervelzuil toonde geen afwijkingen. Na uitsluiten van infectieuze en inflammatoire oorzaken werd door middel van een bloedafname de diagnose van een myelopathie op basis van koperdeficiëntie gesteld. Deze deficiëntie bleek het gevolg van een bilio-pancreatische derivatie met ‘sleeve’-gastrectomie (Scopinaro-ingreep) en chronische inname van hoge doses zink. Kopersupplementen werden gestart en de dosis zink verlaagd, waarna het klinisch beeld stabiel bleef. Er trad in de daaropvolgende maanden geen verbetering op. Hoewel zeldzaam, dient bij een niet-compressieve myelopathie aan koperdeficiëntie te worden gedacht, zodat behandeling tijdig kan worden gestart om verdere achteruitgang en morbiditeit te voorkomen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(5):221-4)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 4, augustus 2020
A. Ghedri , dr. R.Q. Hintzen , dr. B.H.A. Wokke , dr. D.M.O. Pruissen
Neuromyelitis optica, een auto-immuunaandoening van het centrale zenuwstelsel, kent een heterogeen ziektebeeld en wordt gekenmerkt door episoden met neuritis optica en/of myelitis transversa. De definitie van dit ziektebeeld is de afgelopen jaren echter verruimd, waardoor nu ook acute hersenstamsyndromen en narcolepsie onder neuromyelitis optica-‘spectrum disorder’ kunnen vallen. Schade aan het centrale zenuwstelsel ontstaat alleen tijdens een aanval en tussentijdse ziekteprogressie, zoals bij MS, is er nauwelijks of niet. In dit kader is tijdige herkenning en behandeling van een eerste aanval en daaropvolgende onderhoudsbehandeling van belang om neurologische restschade te minimaliseren.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(4):171-5)
Lees verder