NEUROLOGISCHE OBSERVATIE

Het Guillain-Barré-syndroom na COVID-19-infectie en -vaccinatie: is het toeval?

TNN - jaargang 122, nummer 6, oktober 2021

dr. R.A. Lambrechts , dr. H.J. van der Horn , drs. J. Janssen , dr. B. Jacobs

SAMENVATTING

Het Guillain-Barré-syndroom (GBS) is een acute poly( radiculo)neuropathie. Twee derde van de patiënten heeft in de weken voorafgaand aan het GBS een infectie doorgemaakt. Ook worden sommige vaccinaties in verband gebracht met het ontwikkelen van GBS, hoewel deze relatie zwakker en minder goed te generaliseren is. In dit artikel wordt een patiënt gepresenteerd die in de weken voorafgaand aan de ontwikkeling van een GBS een eerste vaccinatie (Pfizer/ BioNTech) tegen SARS-CoV-2 had gekregen, maar ook een infectie met SARS-CoV-2 (COVID-19) doormaakte. De literatuur over infecties en vaccinaties als luxerende factoren voor een GBS wordt besproken, evenals de huidige literatuur over de relatie tussen GBS, COVID-19 en vaccinatie tegen SARSCoV–2.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(6):272-8

Lees verder

Verhoogde intracraniële druk zonder hydrocefalus bij shuntdisfunctie

TNN - jaargang 122, nummer 5, september 2021

drs. S. Moret , drs. A.E. Bierbooms , dr. S.L.M. Bakker

SAMENVATTING

Verhoogde intracraniële druk kan verschillende oorzaken hebben. Beeldvormende diagnostiek kan een verwijd ventrikelsysteem (hydrocefalus) tonen. Dit is echter niet altijd het geval, zoals bij een niet-functionerende lumboperitoneale shunt door anatomische verandering. De elastantie (mate van stijfheid) van de wanden van de ventrikels kan toenemen na langdurige drainage, waardoor deze minder uitzetten. Een CT-scan van de hersenen waarop geen verwijd ventrikelsysteem zichtbaar is, is daarom mogelijk onbetrouwbaar. Wees alert op shuntdisfunctie bij lumboperitoneale shunts bij een patiënt met klachten en een ogenschijnlijk niet-afwijkende of onveranderde CT-scan van de hersenen. Verricht bij klachten passend bij shuntdisfunctie altijd fundoscopie en zo nodig verdere diagnostiek en consulteer een neurochirurg.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(5):220-4)

Lees verder

Unilateraal papiloedeem als geïsoleerde presentatie van leptomeningeale metastasen van mammacarcinoom

TNN - jaargang 122, nummer 5, september 2021

C. Swinnen , B. van Son , A. Keersmaekers , I. Roodhooft , I. Geboers , F. Stessels , E. De Backer , S. Schepers

SAMENVATTING

Leptomeningeale metastasering is een zeldzame complicatie van solide tumoren. De diagnose is gebaseerd op neurologische symptomen bij de oncologische patiënt, leptomeningeale aankleuring op MRI van de neuraxis al dan niet in combinatie met de aanwezigheid van maligne cellen in het cerebrospinale vocht. De behandeling is in een palliatieve setting, met een slechte prognose. Een subgroep van patiënten met oligosymptomatische meningeale metastasering heeft een betere prognose. In dit artikel wordt een 68-jarige vrouw besproken met unilateraal papiloedeem. Ze werd 8 jaar voordien behandeld voor een mammacarcinoom en werd beschouwd in remissie te zijn. Na het uitwerken van een brede differentiaaldiagnose werd de diagnose van leptomeningeale metastasen gesteld, op basis van een MRI-scan van de hersenen en analyse van het cerebrospinale vocht. Het is van belang om neurologen en oogartsen te waarschuwen voor een belangrijke differentiaaldiagnose bij (unilateraal) papiloedeem, zeker bij oncologische patiënten in remissie.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(5):225-9)

Lees verder

Meningitis op basis van een autochtone infectie met westnijlvirus

TNN - jaargang 122, nummer 4, juni 2021

drs. N.J.L.M. Taks , dr. W.H. Bouvy , dr. S.F.T. Thijsen , ing. J.H.J. Reimerink , dr. C.B.E.M. Reusken , drs. C.F.H. Raven

SAMENVATTING

In dit artikel wordt een 34-jarige man beschreven met klachten van hoofdpijn, koorts, braken en nekpijn in combinatie met een huiduitslag over het gehele lichaam. Uit liquoronderzoek bleek een geringe pleiocytose en een licht verhoogd eiwitgehalte. Antibiotische en antivirale behandeling voor meningitis werd gestart. Aanvullend onderzoek naar diverse virale en bacteriologische verwekkers was negatief, waarop de behandeling werd gestaakt. Omdat in augustus 2020 het westnijlvirus in Nederland lokaal werd geconstateerd, werd het liquorsample van deze man hierop onderzocht, en dit bleek positief. Vanwege de (mogelijk permanente) aanwezigheid van het westnijlvirus in Nederland illustreert deze casus het belang om bij onverklaarde meningitis of encefalitis in de differentiaaldiagnose rekening te houden met een dergelijke infectie.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(4):175-9)

Lees verder

Neurologische manifestaties van infectie met het westnijlvirus

TNN - jaargang 122, nummer 4, juni 2021

dr. A. van Samkar

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(4):173-4)

Lees verder

Hitteberoerte door saunabezoek: ‘too hot to handle’?

TNN - jaargang 122, nummer 4, juni 2021

drs. N.A.M.G. Bouwman , drs. R.H.J. Janssens , drs. J.M. Schellekens

SAMENVATTING

De diagnose hitteberoerte wordt gesteld indien sprake is van hyperthermie, disfunctie van het centrale zenuwstelsel en blootstelling aan hitte of forse spierarbeid. Hitteberoerte is een conditie met een hoge mortaliteit en vraagt om onmiddellijke behandeling door middel van koelen en ondersteuning van de vitale functies. De diagnose hitteberoerte dient snel te worden gedifferentieerd van diagnoses met soortgelijke symptomen en een verhoogde lichaamstemperatuur. In dit artikel wordt een patiënt beschreven die in een sauna onwel werd en een klassieke hitteberoerte ontwikkelde. Door snel te koelen is deze patiënt goed hersteld. Het artikel beschrijft de fysiologie van hitteberoerte, de differentiaaldiagnose en de behandeling.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(4):169-72)

Lees verder

Parainfectieuze myoclonieën bij een COVID-19-infectie

TNN - jaargang 122, nummer 3, mei 2021

N.G.M. Oonk MSc, drs. A.E.J. Sijben , dr. J.P.P. van Vugt , drs. J.P.M. van der Vegt

SAMENVATTING

Een 87-jarige patiënt ontwikkelde gegeneraliseerde, actie-geïnduceerde myoclonieën op basis van een auto-immuungemedieerde, parainfectieuze reactie bij een SARS-CoV-2-infectie. Met aanvullend onderzoek waren reeds overige oorzaken uitgesloten. De patiënt werd symptomatisch behandeld met anti-epileptica en aanvullend een methylprednisolonkuur. De behandeling had een goed effect. Na 3 maanden resteerden nog subtiele myoclonieën en was er nog sprake van lichte cognitieve en fysieke klachten. Het klinisch spectrum van COVID-19-geassocieerde myoclonieën beschreven in de recente literatuur reikt van geïsoleerde myoclonieën tot een opsoclonus-myoclonussyndroom met encefalopathie. Bij het merendeel van de patiënten blijkt hieraan een para- of postinfectieuze oorzaak ten grondslag te liggen. De behandeling bestaat uit symptoombestrijding met anti-epileptica, eventueel in combinatie met immunosuppressiva. De prognose van parainfectieuze myoclonus bij COVID-19 lijkt tot nu toe gunstig, hoewel over de langetermijngevolgen nog geen harde uitspraken kunnen worden gedaan.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(3):127-31)

Lees verder