TNN - jaargang 119, nummer 5, oktober 2018
M. Vermeulen , drs. E.A.M. van der Linden
Tegenwoordig wordt de diagnose conversiestoornis (functionele neurologische symptomen) gesteld op basis van neurologische symptomen die de diagnose steunen en door uitsluiting van andere neurologische verklaringen voor de symptomen. De diagnose is niet meer gebaseerd op psychische factoren. Het stellen van deze diagnose vereist neurologische deskundigheid. De uitkomst van behandeling is waarschijnlijk beter als we deze patiënten vertellen wat de diagnose is. Vertellen wat de diagnose is, blijkt om diverse redenen moeilijk te zijn. Dit wordt geïllustreerd met de beschrijving van de ziektegeschiedenis van een patiënte die 3 neurologen bezocht. De eerste 2 neurologen overwogen de diagnose conversiestoornis, maar vertelden haar niet wat de diagnose was. Voor haar bezoek aan de derde neuroloog had de patiënte zelf de diagnose gesteld en vroeg om bevestiging. Deze neuroloog was verbaasd de patiënte te horen spreken over conversiestoornis alsof het een diagnose was als elke andere. Ten slotte biedt dit artikel een richtlijn over hoe de diagnose te vertellen. De essentie is dit te doen als bij elke andere neurologische diagnose.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(5):177–81)
TNN - jaargang 119, nummer 4, augustus 2018
L.W. Rümke , dr. S.F.T. Thijsen , dr. N. Thielen , H.J. van de Kamp , dr. J.J. Oudejans , C.M. Pleizier
Neuroborreliose kan een antigeengedreven monoklonale B-celproliferatie in de liquor veroorzaken, die kan duiden op een centraalzenuwstelsellymfoom. Bij eerder beschreven patiënten met neuroborreliose verdween dit klonale celbeeld na antibiotische behandeling. In dit artikel wordt een 89-jarige vrouw beschreven met een polyradiculitis op basis van neuroborreliose en een verdenking op een intrathecaal B-cellymfoom. PCR op Borrelia-species in de liquor was positief. De monoklonale B-celproliferatie werd vastgesteld met klonaliteitsanalyse middels DNA-onderzoek. Hoewel follow-up van liquordiagnostiek in deze casus niet beschikbaar is, is het mogelijk dat er bij deze patiënte sprake was van een door Borrelia burgdorferi geïnduceerde intrathecale monoklonale B-celexpansie die verdwijnt na antibiotische behandeling. Bij patiënten met zowel neuroborreliose als een monoklonale B-celproliferatie in de liquor wordt aangeraden om na antibiotische behandeling liquordiagnostiek te herhalen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(4):133–8)
TNN - jaargang 119, nummer 4, augustus 2018
dr. R.B. van Leeuwen , dr. T.D. Bruintjes
In dit artikel wordt een patiënte beschreven met het ‘mal de debarquement’-syndroom. Kenmerkende klachten zijn een deinend en schommelend gevoel in aansluiting na (meestal) een bootreis. De klachten kunnen vanzelf over gaan, maar ook persisteren. De pathofysiologie, het klinisch syndroom, een voorstel voor diagnostische criteria, de behandelopties en behandelopties die verder onderzocht moeten worden komen aan bod.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(4):139–41)
TNN - jaargang 119, nummer 3, juni 2018
R.S. van der Giessen , C. Verboon , prof. dr. B.C. Jacobs
Het Miller Fisher-syndroom (MFS) wordt gedefinieerd door de klassieke trias van acute oftalmoplegie, ataxie en verminderde of afwezige spierpeesreflexen. In de klinische praktijk kan het echter lastig zijn om de diagnose te stellen, omdat niet altijd alle componenten uit deze trias aanwezig zijn. Bovendien ontwikkelen sommige patiënten bij presentatie of tijdens het beloop uitval van andere hersenzenuwen of parese van de ledematen. Mogelijk is het beter om van een MFS-spectrum te spreken. In dit artikel worden 3 patiënten beschreven met diverse klinische presentaties die allemaal onderdeel zijn van dit MFS-spectrum en bij wie de diagnose werd bevestigd door het aantonen van antistoffen tegen het ganglioside GQ1b in het bloed. Er wordt een overzicht gegeven over de laatste inzichten over het belang van deze antistoffen in de pathogenese en diagnostiek van MFS en aanverwante aandoeningen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(3):103–9)
TNN - jaargang 119, nummer 2, april 2018
L.C. van Rooij , dr. I.R. van den Wijngaard
Een 29-jarige man werd op de afdeling Spoedeisende Hulp van het Haaglanden Medisch Centrum beoordeeld vanwege klachten van hoofdpijn en veranderd gedrag. Liquordiagnostiek toonde een mononucleaire pleiocytose en een sterk verhoogde eiwitconcentratie, suggestief voor een virale encefalitis. MRI in de acute fase toonde een opvallende spleniale laesie met diffusierestrictie. Volledig klinisch herstel trad op in enkele dagen, en bij follow-up bleek de spleniale laesie volledig verdwenen. In de literatuur is dit klinisch beeld beschreven als MERS (‘mild encephalitis/encephalopathy and a reversible splenial lesion’). MERS is het meest beschreven bij Aziatische kinderen. Ondanks het meestal gunstige beloop is bewustwording van potentieel ernstige onderliggende oorzaken van belang.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(2):52–5)
TNN - jaargang 119, nummer 2, april 2018
G.L. Wagner , dr. A.J. Colon , L.E.S.S. de Jong , dr. D. de Jong , dr. A.E. Ottenhoff-Kalff , dr. D.J. Curry
Een patiënte van 13 jaar werd gezien met een moeilijk instelbare epilepsie, zich uitend in gegeneraliseerde tonisch-clonische aanvallen. Nadat de MRI een hypothalamushamartoom toonde, bleek bij navraag al jarenlang sprake te zijn van gelastische aanvallen. Zij werd verwezen naar het Texas Children’s Hospital voor behandeling met MRI-geleide stereotactische laserablatie. Direct na behandeling was er een gunstig effect te zien, zowel op de aanvallen als op cognitie en gedrag. Anderhalf jaar na operatie was dit positieve effect nog steeds aanwezig. Het klinisch beeld en de verschillende behandelingen van hypothalamushamartoom worden beschreven.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(2):56–60)
TNN - jaargang 119, nummer 1, februari 2018
N.E.M. Prevoo , L.C.M. Langezaal , dr. P.H.E. Hilkens , M.F.G. van der Meulen
Een 70-jarige man presenteerde zich op de Eerste Hart Hulp met pijn in de linkerarm die werd gevolgd door een acute hemiparese links. Bij verdenking op ischemie van de rechter hemisfeer werd hij behandeld met intraveneuze trombolyse. De daaropvolgende dagen nam de parese links toe en ontwikkelde hij ook een parese van de rechterarm. Aanvullend beeldvormend onderzoek toonde een spontane cervicale epidurale bloeding (SCEH) als oorzaak. Een acuut SCEH kan zich presenteren als een herseninfarct waarbij vroege herkenning van groot belang is voor de behandeling en prognose.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(1):21–5)