NEUROLOGIE

Veranderende epidemiologie van -meningitis bij Volwassenen

TNN - jaargang 120, nummer 4, augustus 2019

S.M. Uniken Venema , dr. E.M. Vriens , dr. S.F.T. Thijsen

SAMENVATTING

Als gevolg van het vaccineren tegen Haemophilus influenzae, Neisseria meningitidis en Streptococcus pneumoniae daalt het aantal patiënten met een bacteriële meningitis in Nederland. Hierdoor is een lichte stijging te zien in het aandeel van L. monocytogenes als verwekker van bacteriële meningitis bij volwassenen. Deze ontwikkeling onderstreept het belang van de huidige richtlijn om bij verdenking op bacteriële meningitis laagdrempelig antibiotica tegen L. monocytogenes te geven. Bij patiënten met een verhoogd risico op een invasieve L. monocytogenes-infectie, zoals ouderen, immuungecompromitteerde patiënten en patiënten met kanker, adviseren we om L. monocytogenes in de differentiaaldiagnose op te nemen, hier diagnostiek naar te doen en eventueel gericht te behandelen wanneer deze patiënten zich presenteren met sepsis zonder bekende oorzaak.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(4):128-32)

Lees verder

Editorial: Tijdige en correcte diagnose van FTD is cruciaal

TNN - jaargang 120, nummer 3, juni 2019

prof. dr. Y.A.L. Pijnenburg

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(3):85–6)

Lees verder

Frontotemporale dementie: een uitdaging in de klinische praktijk

TNN - jaargang 120, nummer 3, juni 2019

drs. E.L. van der Ende , dr. E. van den Berg , dr. H. Seelaar , dr. M.P. Coesmans , prof. dr. M.W. Vernooij , prof. dr. J.C. van Swieten

SAMENVATTING

Frontotemporale dementie (FTD) is een neurodegeneratieve aandoening met een heterogene symptomatologie. De meest voorkomende vormen zijn de gedragsvariant en de taalvarianten. FTD is geassocieerd met amyotrofe lateraalsclerose. Bovendien behoren progressieve supranucleaire parese en corticobasale degeneratie tot hetzelfde klinisch-pathologische spectrum. Het onderscheid met psychiatrische en andere neurodegeneratieve aandoeningen kan moeilijk zijn. Een correcte diagnose is van groot belang voor de begeleiding van de patiënt en mantelzorger(s). Bij 10–20% van alle FTD-patiënten is sprake van een autosomaal-dominant overervende DNA-mutatie, meestal in de genen GRN, MAPT of C9orf72. Naast een MRI van de hersenen en neuropsychologisch onderzoek kan een FDG-PET-scan en/of lumbaalpunctie bijdragend zijn in de diagnostiek. Biomarkers ter ondersteuning van de klinische diagnose FTD en als surrogaatuitkomstmaten in toekomstige medicatietrials zijn de afgelopen tijd sterk in ontwikkeling. Naast begeleiding door een casemanager en opvang in centra voor (jong) dementerenden, kan medicamenteuze behandeling verlichting van de gedragsproblemen geven.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(3):87–93)

Lees verder

Facioscapulohumerale spierdystrofie: stand van zaken

TNN - jaargang 120, nummer 2, april 2019

K. Mul , E. Abel , dr. J.T. Groothuis , dr. C. Erasmus , dr. U.A. Badrising , dr. N. van der Stoep , prof. dr. ir. S.M. van der Maarel , prof. dr. G.W.A.M. Padberg , prof. dr. B.G.M. van Engelen , dr. N.C. Voermans , namens het FSHD-expertisecentrum

SAMENVATTING

Facioscapulohumerale spierdystrofie (FSHD), een van de meest voorkomende spierziekten, erft meestal autosomaal dominant over en is progressief. Door onvolledige penetrantie en de-novomutaties kan de familieanamnese negatief zijn. Veelal manifesteren de symptomen zich bij personen tussen 15 en 30 jaar oud, hoewel dit varieert van de kinderleeftijd tot ouder dan 60 jaar. De ziekte wordt gekenmerkt door asymmetrische zwakte van de spieren van het gelaat en de schoudergordel. Bij veel patiënten zijn spieren van de romp en de benen eveneens aangedaan. Er bestaat een grote variatie in ernst van de symptomen en het ziekteverloop. Anamnese en lichamelijk onderzoek vormen de basis voor het stellen van de diagnose. Zeker wanneer de symptomen mild zijn, kan FSHD moeilijk te herkennen zijn. Genetische diagnostiek kan de diagnose FSHD bevestigen. Er zijn nog geen medicamenteuze behandelingen beschikbaar. Revalidatie kan veel aspecten van het functioneren optimaliseren, vermoeidheid verminderen, en de participatie in de maatschappij en de kwaliteit van leven verhogen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(2):45–52)

Lees verder

Zikavirus en arthrogryposis

TNN - jaargang 120, nummer 1, februari 2019

prof. dr. R.J. Vermeulen

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(1):3)

Lees verder

Wordt amyoplasia congenita, de meest klassieke vorm van arthrogryposis, veroorzaakt door een virusinfectie tijdens de zwangerschap?

TNN - jaargang 120, nummer 1, februari 2019

dr. G. Hageman , dr. J. Nihom , dr. A. Verrips

SAMENVATTING

Arthrogryposis multiplex congenita is een verzamelterm voor verschillende aandoeningen die leiden tot multipele congenitale contracturen, meer dan alleen een klompvoet of heupluxatie. Deze niet-progressieve contracturen, al bij de geboorte aanwezig, worden veroorzaakt door verminderde kindsbewegingen. De meest voorkomende oorzaak van verminderde kindsbewegingen is congenitale, niet-progressieve, spinale spieratrofie, ook wel bekend als amyoplasia congenita of klassieke (neurogene) arthrogryposis. Een epidemische toename van het aantal aangedane pasgeborenen in de jaren 60 en 70 van de 20e eeuw suggereerde een aan poliomyelitis verwant virus als mogelijke oorzaak. Een dergelijk virus is tot voor kort bij de mens nooit gevonden, maar wel bij dieren met congenitale contracturen. Onlangs zijn echter 17 kinderen met amyoplasia congenita in het kader van een maternale zikavirusinfectie beschreven. Dat betekent dat voor het eerst bij de mens een maternale infectie met een neurotroop virus is aangetoond, leidend tot een prenatale voorhoornaandoening met als gevolg verminderde kindsbewegingen en contracturen bij de geboorte. Het is van belang om bij pasgeborenen met amyoplasia congenita aan een prenatale virusinfectie te denken en serologisch onderzoek te verrichten van vruchtwater, navelstreng of placenta, of van het bloed of de liquor van de pasgeborene.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(1):4–10)

Lees verder

Diagnostiek, prognose en behandeling van stille herseninfarcten

TNN - jaargang 120, nummer 1, februari 2019

I.M.P. Vereijken , B.A.R. Tonino , dr. S.E. Vermeer

SAMENVATTING

Stille herseninfarcten worden door een verbeterde kwaliteit en beschikbaarheid van beeldvormend onderzoek steeds vaker ontdekt bij patiënten zonder voorgeschiedenis van een TIA of herseninfarct, met name bij ouderen. De aanwezigheid van een stil herseninfarct verdubbelt het risico op een symptomatisch herseninfarct en dementie. Dit artikel geeft een overzicht van de diagnostiek, frequentie, prognose en adviezen omtrent de behandeling van stille herseninfarcten.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(1):11–7)

Lees verder