TNN - jaargang 122, nummer 3, mei 2021
drs. F.F. Muller , drs. W.F. Westendorp , dr. J. Coutinho , dr. A. Wouters
COVID-19 gaat gepaard met een verhoogd risico op cerebrovasculaire aandoeningen, in het bijzonder herseninfarcten. Dit wordt veroorzaakt door een COVID-19-specifieke coagulopathie, onder andere ten gevolge van endotheelschade en hypercoagulabiliteit. Reperfusietherapie lijkt veilig bij patiënten met COVID-19. In het bijzonder wordt er geen verhoogd bloedingsrisico gezien. Desalniettemin is het klinische beloop bij deze patiënten vaak ongunstig.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(3):114-21)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 2, maart 2021
dr. J.M. Biesbroek , prof. dr. Y.A.L. Pijnenburg
De praxis is de cognitieve component van de motoriek. Apraxie is gedefinieerd als het onvermogen om een complexe of aangeleerde handeling uit te voeren dat niet wordt verklaard door een elementaire stoornis van de motoriek. Er worden verschillende vormen van apraxie onderscheiden, elk met hun eigen cognitief en anatomisch correlaat. Het is voor de klinische differentiaaldiagnose belangrijk om deze specifieke vormen van apraxie te onderscheiden en te lokaliseren. In de spreekkamer kan met enkele eenvoudige testen worden vastgesteld of er sprake is van kinetische, ideomotore, ideatoire, orobuccale of spraakapraxie. Dit artikel biedt een praktische handreiking om deze vormen van apraxie vast te stellen en te lokaliseren in de hersenen. Tevens worden enkele aan apraxie verwante stoornissen die relevant zijn voor de differentiaaldiagnostiek besproken.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(2):52-7)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 1, februari 2021
drs. D.A. Schreurs , dr. B.A. de Boer , drs. M.M. Eysink Smeets
In de diagnostiek naar een subarachnoïdale bloeding kunnen in de liquor bloedpigmenten worden bepaald. Deze bloedpigmenten zijn op verschillende momenten na het ontstaan van de bloeding aanwezig. Bilirubine is het enige bloedpigment dat in vivo ontstaat. Derhalve wordt dit pigment in combinatie met oxyhemoglobine beschouwd als bewijzend voor een subarachnoïdale bloeding. De aanwezigheid van bilirubine kan echter ook andere oorzaken hebben. De meest voorkomende oorzaken zijn een hyperbilirubinemie in het serum, een verhoogd eiwitgehalte in de liquor of infecties van het centrale zenuwstelsel. Bij het interpreteren van bloedpigmenten bestaan verschillende valkuilen. Deze worden aan de hand van 2 casus in dit artikel besproken.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(1):4-10)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 6, december 2020
drs. M. de Gier , dr. H. Beckerman , prof. dr. H. Knoop , prof. dr. V. de Groot
Vermoeidheid is een veelvoorkomende klacht bij multipele sclerose (MS) en heeft een grote impact op het dagelijks functioneren van patiënten. Patiënten krijgen veelal multidisciplinaire revalidatiebehandeling, waarin bewegings- en ergotherapie gericht op het verdelen van de beschikbare energie (‘energy conservation management’) belangrijke onderdelen zijn. In de richtlijn Multipele sclerose uit 2012 wordt daarbij een proefbehandeling met amantadine of modafinil voorgesteld. In dit artikel worden de recente wetenschappelijke inzichten in de verschillende behandelingen van vermoeidheid bij MS besproken. De conclusie luidt dat multidisciplinaire behandeling, aerobe training en ‘energy conservation management’ nauwelijks effectief zijn als behandeling van deze klacht. Voor de effectiviteit van medicamenteuze behandeling is het bewijs niet conclusief; amantadine is mogelijk effectief. Cognitieve gedragstherapie (CGT) specifiek ontwikkeld voor vermoeidheid bij MS geeft goede resultaten op de korte termijn. In vervolgonderzoek wordt gewerkt aan landelijke implementatie van CGT en het verbeteren van de langetermijnresultaten.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(6):236-41)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 5, oktober 2020
dr. M.J. Meinders , dr. M.L. Kuijf , prof. dr. T. van Laar , prof. dr. J.J. van Hilten , dr. W.J. Marks , dr. R. Kapur , dr. M.A. Brouwer , H. Groothuis , dr. M.M. Verbeek , dr. R.C. Helmich , dr. B.P. van de Warrenburg , T. van de Zande MSc, prof. dr. B.R. Bloem
Parkinson wordt in toenemende mate gezien als een verzameling van onderliggende aandoeningen, elk met unieke genetische, biologische en moleculaire afwijkingen. Het klinisch beeld, de progressie en behandelrespons zijn bij iedere patiënt anders. Om deze redenen is in 2017 de grootschalige Parkinson Op Maat-studie gestart. Het onderzoek beoogt een stap te maken naar gepersonaliseerde zorg, met maatwerk in begeleiding en behandeling op basis van prognostische profielen die zijn toegesneden op individuele kenmerken. In totaal zullen 500–550 mensen met de ziekte van Parkinson (ziekteduur maximaal 5 jaar op het moment van inclusie) gedurende 2 jaar worden gevolgd. Bij de start van deelname, na 1 jaar en na 2 jaar worden alle deelnemers in detail onderzocht, met onder andere klinische schalen, genetisch en metabool onderzoek, liquoranalyse, karakterisering van het microbioom van de ontlasting en geavanceerde functionele MRI-scans. Ook dragen de deelnemers gedurende 2 jaar een smartwatch, de Verily Study Watch, die fysiologische signalen meet, als ook bepaalde omgevingsinformatie. De meetprotocollen zijn afgestemd op andere parkinsoncohorten in Nederland, zodat het mogelijk is om de gegevens te combineren en een van de grootste cohorten in Europa ontstaat. De privacy van de deelnemers is optimaal gewaarborgd door een veelomvattend pakket aan maatregelen. Alle data worden wereldwijd beschikbaar gesteld voor parkinsononderzoekers, om zo het onderzoek naar het ontstaan, het verloop en de behandeling van de ziekte te versnellen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(5):196-201)
Lees verder
TNN - jaargang 121, nummer 5, oktober 2020
prof. dr. C.M. van Heugten , prof. dr. J.M.A. Visser-Meily , dr. P. de Kort
De verbeterde behandeltechnieken in de acute fase na een beroerte leiden ertoe dat er vaker en sneller functioneel herstel optreedt en steeds meer patiënten na een korte ziekenhuisopname direct naar huis worden ontslagen. Deze verbeteringen zijn vooral gemeten op motorisch en communicatief gebied. Op de domeinen cognitie, emotie en gedrag bestaan echter bij velen problemen in het dagelijks leven. De maatschappelijke participatie en de kwaliteit van leven van zowel de patiënt als diens partner worden met name door deze minder zichtbare problemen negatief beïnvloed. In dit artikel worden de resultaten samengevat van de Restore4stroke-studie, waarin een grote groep patiënten met een beroerte en hun partners 2 jaar zijn gevolgd vanaf opname in het ziekenhuis. De resultaten geven aanleiding om vanuit een breder perspectief naar deze groep te kijken, waarbij naast neurologische factoren, ook psychosociale factoren worden meegenomen. De zorg na een beroerte kan op basis van deze bevindingen worden verbeterd.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(5):202-6)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 4, augustus 2020
drs. E. Strijbos , dr. M.R. Tannemaat , prof. dr. J.J.G.M. Verschuuren
Er bestaat een breed scala aan neurologische auto-immuunziekten. Symptomen van deze ziekten, waaronder myasthenia gravis en multipele sclerose (MS), kunnen verergeren ten tijde van een infectie. Veelal worden patiënten met een auto-immuunziekte behandeld met immunosuppressiva of immuunmodulerende therapie, waardoor ze ook juist gevoeliger zijn voor infecties. Sommige infecties zijn te voorkomen door vaccinatie. Het is echter de vraag of vaccinaties effectief en veilig zijn bij deze groep patiënten. Recente onderzoeken hebben aangetoond dat tetanus- en influenzavaccinaties effectief en veilig zijn bij patiënten met myasthenia gravis. Ook bij MS blijken vaccinaties veilig te zijn. De effectiviteit van het vaccin hangt echter af van het type medicament dat de patiënt voor zijn auto-immuunziekte gebruikt. Met een antistofbepaling kan worden beoordeeld of de vaccinatie tot voldoende antilichaamproductie heeft geleid. Zo nodig kan de vaccinatie herhaald worden om alsnog een beschermende titer te bereiken. De griepprik wordt aanbevolen bij patiënten met een auto-immuunziekte of bij gebruik van immunosuppressiva.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(4):147-51)
Lees verder