NEUROLOGIE

Corticobasaal syndroom

TNN - jaargang 125, nummer 1, februari 2024

drs. J.P.M.A. Rood , dr. A.J.W. Boon , dr. E. van den Berg , E.G.P. Dopper

SAMENVATTING

Het corticobasaal syndroom bestaat uit een diverse combinatie van asymmetrische motorische verschijnselen met hogere corticale functiestoornissen, waaronder apraxie en het ‘alien limb’-fenomeen. De behandeling is vooralsnog puur symptomatisch. De onderliggende pathologie is zeer heterogeen en laat zich op basis van klinische verschijnselen niet goed voorspellen. In het kader van toekomstige eiwitspecifieke behandelingen is de ontwikkeling van biomarkers om de pathologie te voorspellen essentieel.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(1):4–12)

Lees verder

Hoe bepalen we een betrouwbare neurologische prognose bij kinderen in postanoxisch coma na een hartstilstand?

TNN - jaargang 124, nummer 8, december 2023

drs. M.S.J. Buijze , dr. D.C.G. Straver , dr. C.M.P. Buysse , drs. M. Hunfeld

SAMENVATTING

Per jaar maken in Nederland ongeveer 340 kinderen en adolescenten een hartstilstand door buiten het ziekenhuis. Na een hartstilstand kunnen kinderen in een postanoxisch coma raken. Het is een grote uitdaging om bij deze kinderen in de vroege fase een betrouwbare uitspraak te doen over de uiteindelijke neurologische uitkomst. Een betrouwbare prognosestelling is zeer belangrijk voor zowel de ouders als het behandelend medisch team. Er bestaat geen richtlijn voor de prognosestelling bij kinderen in postanoxisch coma. Een groot deel van de overlevende kinderen zal blijvende neurologische schade houden. Bepaalde factoren rondom reanimatie zijn geassocieerd met de neurologische prognose. Neuromonitoring kan worden gebruikt om een slechte neurologische uitkomst te voorspellen. Afwezige pupilreacties of motorische respons bij klinisch onderzoek, enkele breinspecifieke plasmabiomarkers, een afwijkend elektro-encefalogram, afwijkingen op MRI van de hersenen en afwezige ‘somato sensory evoked potential’ zijn geassocieerd met een slechte neurologische uitkomst. Geen van deze onderzoeken is op zichzelf voldoende betrouwbaar en de bewijskracht in de literatuur is laag. Een multimodale benadering wordt geadviseerd. In dit artikel worden de uitdagingen rondom de neurologische prognosestelling beschreven en geïllustreerd aan de hand van 2 casussen. Gestandaardiseerde zorg met (internationaal) prospectief onderzoek moet leiden tot een richtlijn voor neurologische prognosestelling bij kinderen in postanoxisch coma na een hartstilstand.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(8):325–34)

Lees verder

Diagnostiek van vitamine B12-deficiëntie en neurologische verschijnselen bij recreatief lachgasgebruik

TNN - jaargang 124, nummer 7, november 2023

J.E. Bruijnes , L.T. Hassing , A.S. Streng , J.A.P. Bons , M.E. Janssen van Raay

SAMENVATTING

Het recreatief gebruik van lachgas neemt de laatste jaren erg toe. Lachgas heeft een interactie met het vitamine B12-metabolisme, waardoor neurologische klachten kunnen ontstaan. Deze klachten kunnen zich uiten in polyneuropathie, myelopathie of een combinatie hiervan. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de klinische verschijnselen bij lachgasgebruik, de diagnostiek van vitamine B12 bij een vermoeden op een deficiëntie, aanvullend onderzoek bij neurologische klachten, en de prognose.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(7):279–84)

Lees verder

Hersenstamsyndromen: een klinisch-neuroanatomisch-historisch overzicht

TNN - jaargang 124, nummer 6, oktober 2023

drs. L. Jeung , dr. V.J.J Odekerken

SAMENVATTING

Vanaf de 19de eeuw is er een grote verscheidenheid aan hersenstamsyndromen beschreven. In de tijd vóór de komst van beeldvormende technieken hebben de beschrijvingen van deze hersenstamsyndromen met pathofysiologische onderbouwing geleid tot het beter begrijpen van de complexe anatomie van de hersenstam. Tegenwoordig zijn de meeste klassieke hersenstamsyndromen en hun eponiemen veelal in de vergetelheid geraakt. Toch vormen ze een belangrijk deel van de geschiedenis van de neurologie en bieden ze een interessante ingang voor een uiteenzetting van de anatomie van de hersenstam. Dit artikel biedt een overzicht van de verschillende hersenstamsyndromen, de lokalisatie van de afwijking en het bijbehorende klinische beeld.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(6):221–30)

Lees verder

Cerebrale amyloïdangiopathiegerelateerde inflammatie: een diagnostische uitdaging

TNN - jaargang 124, nummer 5, september 2023

dr. E.S. van Etten , dr. M.J.H. Wermer

SAMENVATTING

Cerebrale amyloïdangiopathie-gerelateerde inflammatie is een zeldzaam subtype van cerebrale amyloïdangiopathie. Het wordt gekenmerkt door een ontstekingsreactie tegen de ophopingen van amyloïd-β in de wand van corticale en leptomeningeale bloedvaten. Symptomen variëren van subacute, milde symptomen tot snel progressieve en ernstige neurologische uitval. Een definitieve diagnose kan worden gesteld aan de hand van een hersenbiopt. Er zijn echter ook criteria waarmee een waarschijnlijkheidsdiagnose op basis van de klinische presentatie en het radiologisch beeld kan worden gesteld. De eerstelijnsbehandeling bestaat uit methylprednisolon 1 g/dag gedurende 3–5 dagen gevolgd door een orale prednisonkuur. In dit artikel worden de klinische presentatie, de diagnostiek, het beloop en de behandeling van cerebrale amyloïdangiopathie-gerelateerde inflammatie besproken.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(5):182–8)

Lees verder

Het HaNDL-syndroom: een update

TNN - jaargang 124, nummer 4, juni 2023

J. van Crevel , dr. J. den Haan , drs. R. Hemmes , drs. B.J. Kerklaan

SAMENVATTING

Het ‘headache and neurological deficit with cerebrospinal fluid lymphocytosis’ (HaNDL)-syndroom is een ziektebeeld waarbij patiënten zich presenteren met hoofdpijn en acuut ontstane neurologische uitvalsverschijnselen. Er wordt een lymfocytaire pleiocytose in de liquor gezien. In deze bijdrage wordt op basis van 2 casussen en literatuuronderzoek de nieuwe rol van beeldvormend onderzoek in de diagnostiek van HaNDL-syndroom beschreven. Afwijkingen op beeldvorming zijn niet langer een exclusiecriterium. Specifieke afwijkingen op MRI/CT-perfusie en MRI kunnen in de juiste klinische context ondersteuning bieden aan de diagnose. De onderliggende pathofysiologie blijft onderwerp van discussie, waarvan de leidende theorieën uiteen worden gezet in dit artikel.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(4):141–7)

Lees verder

Ipsilaterale extracraniële carotisstenose bij patiënten met een acuut herseninfarct: wel of niet stenten tijdens endovasculaire trombectomie?

TNN - jaargang 124, nummer 3, mei 2023

drs. S.L. Collette , drs. J. Hellegering , dr. I.R. van den Wijngaard , dr. P.J. Nederkoorn , prof. dr. C.J. Zeebregts , prof. dr. R.A.J.O. Dierckx , dr. J.C. de Groot , dr. R.P.H. Bokkers , dr. M. Uyttenboogaart

SAMENVATTING

Een aanzienlijk deel van de patiënten met een ‘transient ischemic attack’ (TIA) of niet-invaliderend herseninfarct in de anterieure circulatie heeft een ipsilaterale extracraniële carotisstenose. Behandeling van een dergelijke carotisstenose kan noodzakelijk zijn om een recidief TIA of herseninfarct te voorkomen. Tot de behandelmogelijkheden behoren een carotisendarteriëctomie (CEA) of het plaatsen van een carotisstent (‘carotid artery stenting’, CAS) binnen enkele weken na presentatie in de tweede lijn. Bij patiënten die een endovasculaire trombectomie (EVT) ondergaan vanwege een acuut herseninfarct door een proximale occlusie in de anterieure circulatie, kan de carotisstenose ook al tijdens EVT worden behandeld met een CAS. De optie om een carotisstenose tijdens EVT te behandelen is relatief nieuw en introduceert een dilemma: wel of niet stenten tijdens EVT? In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige stand van zaken omtrent de behandeling van een extracraniële atherosclerotische carotisstenose van ≥50% tijdens EVT, zowel in de literatuur als in centra waar EVT wordt uitgevoerd. Uit het literatuuroverzicht en een enquête uitgevoerd onder Nederlandse en enkele Belgische specialisten blijkt dat de behandeling van een extracraniële carotisstenose bij patiënten met een acuut herseninfarct sterk varieert. Er is behoefte aan eenduidig beleid, wat idealiter wordt gebaseerd op gerandomiseerde studies.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(3):95–102)

Lees verder