TNN - jaargang 115, nummer 3, september 2014
W. de Haan
Het analyseren van het menselijk brein als complex systeem met behulp van concepten uit de moderne netwerktheorie is sterk in opkomst. De belofte van deze nieuwe benadering is een beter inzicht in de organisatie van hersenstructuur én -dynamiek. De bevindingen in deze jonge tak van onderzoek zijn fascinerend: er blijkt verband te bestaan tussen cerebrale netwerkorganisatie, cognitieve (dys)functie, en neuropathologie. Naast het verkrijgen van inzicht in het functioneren van gezonde hersenen kan netwerktheorie daarom wellicht bijdragen aan het opsporen, vervolgen en behandelen van hersenziekten.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:114-20)
TNN - jaargang 115, nummer 3, september 2014
dr. S. Rutten , C. Vriend , prof. dr. Y.D. van der Werf , prof. dr. O.A. van den Heuvel , prof. dr. H.W. Berendse
Depressie komt bij ongeveer één op de drie patiënten met de ziekte van Parkinson voor. Depressie heeft een grote impact op het functioneren en de kwaliteit van leven. Desondanks worden depressieve symptomen bij Parkinson-patiënten in de dagelijkse praktijk nog onvoldoende herkend en behandeld. De diagnostiek wordt bemoeilijkt door de overlap tussen depressieve symptomen en parkinson-gerelateerde motorische en autonome functiestoornissen. Daarnaast is de differentiatie met angststoornissen, cognitieve stoornissen, apathie en niet-motorische responsfluctuaties van belang, mede gezien de consequenties voor het behandelbeleid. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de pathofysiologie, diagnostiek en behandelopties van depressie bij de ziekte van Parkinson. De beschikbare literatuur over de effectiviteit van antidepressiva, psychotherapie, electroconvulsieve therapie, transcraniële magnetische stimulatie en lichttherapie wordt besproken. Hieruit komt de noodzaak van nader onderzoek naar specifieke behandelinterventies voor depressie bij de ziekte van Parkinson naar voren.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:121-128)
TNN - jaargang 115, nummer 3, september 2014
dr. R.P.W. Rouhl , I. Gommans , dr. M.L. Kuijf , prof. dr. M. de Baets
Antistoffen tegen receptoren van neurotransmitters worden met name gezien bij een limbische encefalitis die zich kenmerkt door een subacuut ontstane stoornis van het korte termijn geheugen, verwardheid, psychiatrische symptomen en epilepsie. Dit beeld komt met name bij antistoffen tegen de NMDA-receptor, de AMPA-receptor (beide glutamaat-receptoren), de GABA-receptor, tegen eiwitten verbonden aan de spanningsafhankelijke kaliumkanalen (LGI1 en CASPR2) en tegen het intracellulaire enzym GAD. Bij patiënten met louter epilepsie, met name als deze geen andere onderliggende oorzaak heeft en slecht op medicatie reageert, komen deze antistoffen echter ook in verhoogde mate voor. De behandeling van een auto-immuun encefalitis bestaat uit immuunsuppressie en tumorresectie, indien van toepassing. Deze behandeling heeft een goed effect, ook op de langetermijnprognose, wanneer deze vroeg gestart wordt. Bij een klinisch beeld met louter epilepsie is het nut van behandeling minder duidelijk, een proefbehandeling met immuunmodulatie kan echter wel gegeven worden wanneer andere behandelingen geen effect hebben.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:129-36)
TNN - jaargang 115, nummer 2, juni 2014
prof. dr. H.B. van der Worp
TNN - jaargang 115, nummer 2, juni 2014
prof. dr. R. Lemmens , dr. V.N. Thijs , dr. W.J. Schonewille
In de zoektocht naar de optimalisatie van de behandeling van patiënten met een acuut herseninfarct wordt reeds jaren gebruik gemaakt van endovasculaire benaderingen. In dit artikel beschrijven we de huidige stand van zaken voor wat betreft de wetenschappelijke evidentie hiervoor en wat er in de toekomst te verwachten is.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:58-63)
TNN - jaargang 115, nummer 2, juni 2014
AA.D. Rozeman , dr. W.J. Schonewille , dr. M.J.H. Wermer , prof. dr. D.W.J. Dippel , dr. J. Boiten , prof. dr. A. Algra , voor de pre-studie MR CLEAN-studiegroep
TNN - jaargang 115, nummer 2, juni 2014
R. Meijering , W.D. van der Zwaag , dr. J. Niewold
Met behulp van Visuele Restitutie Therapie (VRT) kan een patiënt met gezichtsveldverlies (o.a. hemianopsie, quadrantanopsie, tunnelvisie) het blinde visuele veld, zoals gemeten met perimetrie, gedeeltelijk terugwinnen. De klinische relevantie van deze behandeling is nog niet geheel eenduidig, maar het lijkt erop dat het leidt tot een betere visus en kwaliteit van leven.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:66-70)