TNN - jaargang 119, nummer 2, april 2018
dr. T. Decramer , prof. dr. P. Janssen , prof. dr. T. Theys
‘Transcranial focused ultrasound’ (tFUS) is een nietinvasieve techniek waarbij ultrasone golven geconcentreerd worden op een gebied in de hersenen, waardoor er zeer lokaal een hoge energie-afgifte ontstaat. De laatste jaren is deze techniek aan een opmars bezig, omdat de ultrasone golven op een betrouw bare manier intracranieel geconcentreerd kunnen worden. Bij hoge energiewaarden ontstaat daarbij een laesie. Onder deze vorm wordt tFUS momenteel reeds klinisch gebruikt als alternatief voor ‘deep brain stimulation’ (‘MR guided FUS’). Bij lage energiewaarden onstaat een transiënt neuromodulatie-effect, door het focaal beïnvloeden van ionkanalen, wat momenteel experimenteel gebruikt wordt.
Naast de effecten op het neurale weefsel kan met deze techniek eveneens op transiënte wijze de bloed-hersenbarrière geopend worden, wat gerichte geneesmiddelafgifte mogelijk maakt. tFUS is een veelbelovende techniek die potentieel toepasbaar is bij diverse aandoeningen van het zenuwstelsel en in de toekomst meer en meer gebruikt zal worden.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(2):40–5)
TNN - jaargang 119, nummer 1, februari 2018
R.C. Kerssies , dr. K.S. Han , T.W.M. Raaijmakers
De rol van corticosteroïden bij de behandeling van patiënten met een chronisch subduraal hematoom (CSDH) is niet duidelijk. Sommigen veronderstellen dat corticosteroïden een rol spelen in het lokale proces van ontsteking en oedeemvorming, waardoor het CSDH en de klinische symptomen mogelijk sneller afnemen en hiermee een operatie uitgesteld of zelfs vermeden kan worden. Er zijn tot op heden geen landelijke richtlijnen of protocollen die voldoende wetenschappelijk onderbouwde behandelrichting geven. In de dagelijkse praktijk wordt deze behandeling door neurologen en neurochirurgen dan ook zeer wisselend toegepast. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de positieve en negatieve aspecten van de behandeling met corticosteroïden is een systematische literatuurstudie uitgevoerd.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(1):3–12)
TNN - jaargang 119, nummer 1, februari 2018
J. Demeestere , prof. dr. V. Thijs , prof. dr. R. Lemmens
Trombolyse als behandeling van een herseninfarct dient zo snel mogelijk na het begin van de symptomen toegediend te worden, gezien het therapeutisch effect tijdsafhankelijk is. Nadat een patiënt met een mogelijke ischemische beroerte op de afdeling Spoedeisende Hulp aankomt, wordt daarom de diagnostiek zo snel als mogelijk uitgevoerd om deze behandeling binnen het kortst mogelijke tijdsinterval te kunnen starten. Een alternatief zou kunnen zijn om de behandeling al te starten voordat de patiënt naar het ziekenhuis wordt vervoerd. Hiervoor is de mobiele beroerte-eenheid ontwikkeld: een ambulance uitgerust met een CT-scanner die als behandelingseenheid naar de patiënt toegebracht wordt. Het gebruik van een mobiele beroerte-eenheid is veilig en resulteert in een toename van het aantal met trombolyse behandelde patiënten en een afname van het tijdsinterval tussen het begin van de symptomen en start van de behandeling. In de komende jaren worden de resultaten verwacht van gerandomiseerde studies die de uitkomst van patiënten in het conventionele zorgtraject gaan vergelijken met patiënten die behandeld worden in een mobiele beroerte-eenheid.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(1):13–20)
TNN - jaargang 118, nummer 4, december 2017
M. van der Lende , S. Shmuely , prof. dr. E.M.A. Aronica , dr. R.D. Thijs
‘Sudden unexpected death in epilepsy’ (SUDEP) verwijst naar een plots en onverwacht overlijden van iemand met epilepsie waarvoor bij obductie geen doodsoorzaak wordt gevonden. SUDEP is de meest voorkomende direct aan epilepsie gerelateerde doodsoorzaak. De incidentie kan oplopen tot 9 per 1.000 persoonsjaren. Mensen met therapieresistente epilepsie en frequente tonisch-clonische aanvallen lopen het grootste risico. De pathofysiologie is nog onduidelijk, maar vermoedelijk zijn er meerdere uitlokkende of bijdragende factoren in het spel. SUDEP treedt meestal ’s nachts op en zonder getuigen. Slachtoffers worden vaak in hun bed aangetroffen met aanwijzingen van een doorgemaakte epileptische aanval, zoals een tongbeet of urine-incontinentie. Er zijn nog geen bewezen preventieve maatregelen, en op dit moment is het optimaal behandelen van tonisch-clonische aanvallen de beste methode om het risico op SUDEP te verkleinen. Het is belangrijk om SUDEP met patiënten en families te bespreken, met name bij hoogrisicopatiënten.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):128–34)
Lees verderTNN - jaargang 118, nummer 4, december 2017
dr. G. Hageman , dr. W.A. Hofstra , M.I. van Buren-Schukkink , dr. M.S.E. van Hout , drs. R.A. Bredewoud , dr. J. Nihom
Autorijden is een complexe taak die coördinatie van visuele en motorische functies met cognitieve vaardigheden vraagt. Rijgeschiktheid kan veranderen na een medische gebeurtenis of aandoening. Ongeveer de helft van de patiënten die een herseninfarct of ernstig hoofdtrauma doormaken, een derde van de patiënten met de ziekte van Parkinson en een kwart van de patiënten met een milde cognitieve stoornis (MCI) of beginnende dementie is niet (meer) in staat veilig auto te rijden. Eén tot 2 op de 1.000 verkeersongevallen wordt veroorzaakt door een plotselinge functiestoornis bij een bestaande aandoening van de bestuurder. In dit artikel komen voorspellende factoren die bij de beoordeling van de patiënt in de spreekkamer behulpzaam kunnen zijn bij de implementatie van de wettelijke regels, aan bod. De rijtest praktische rijgeschiktheid blijft echter het ultieme instrument om een uitspraak te doen over rijgeschiktheid in geval van motorische, cognitieve en visuele functiestoornissen. Aan de orde komen hogere corticale functiestoornissen, neglect, afasie, Clinical Dementia Rating (CDR)-score, OPS-vragenlijst, frontale symptomen en gedragsproblemen. Motorische functiestoornissen kunnen vaak worden gecompenseerd door aanpassingen in de auto, en visuele stoornissen zoals een hemianopsie door specifieke kijktraining. Veel patiënten beschouwen zichzelf ten onrechte als veilige rijder. De mening van de partner of familie van de patiënt betreffende diens rijgeschiktheid blijkt objectiever en is van groot belang bij de beoordeling. Neuropsychologisch onderzoek is vooral van belang bij MCI en beginnende dementie, in combinatie met anamnese en eventueel een simulatorrijtest, maar heeft een beperkte waarde in de voorspelling van rijgeschiktheid bij andere aandoeningen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):135–44)
Lees verderTNN - jaargang 118, nummer 3, september 2017
dr. J.K. Warendorf , dr. N. Visser , prof. dr. N.C. Notermans , dr. A.F.J.E. Vrancken
Chronische idiopathische axonale polyneuropathie (CIAP) is een langzaam progressieve polyneuropathie, zonder bekende oorzaak. De incidentie neemt toe met de leeftijd. De aandoening leidt niet tot rolstoelafhankelijkheid, maar geeft wel een vermindering van de kwaliteit van leven en beperkingen in het dagelijks leven. Aangetoonde risicofactoren zijn onder andere het metabool syndroom en in het bijzonder hypertensie en abdominale obesitas. Er bestaat nog onduidelijkheid over andere risicofactoren, zoals statinegebruik en blootstelling aan vitamine B6. Onderzoeken tot nu toe lijken vooral een microvasculaire etiologie te ondersteunen. Er is geen bewezen curatieve behandeling voor CIAP.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(3):87–93)
Lees verderTNN - jaargang 118, nummer 3, september 2017
dr. S. Thissen , dr. M.C.G. Vlooswijk , dr. M.P.H. Hendriks , prof. dr. H.J.M. Majoie
Transient epileptic amnesia’ (TEA) wordt gezien als een weinig voorkomende vorm van temporaalkwabepilepsie, gekarakteriseerd door aanvallen van specifieke amnesie door epileptische activiteit (ictaal of postictaal). TEA treft voornamelijk mannen boven de 40 jaar. Aanvallen duren korter dan 60 minuten en komen dagelijks tot enkele keren per jaar voor. Bij 81% bestaan er naast ictale amnesie bijkomende geheugenklachten waaronder versneld vergeten op lange termijn (‘accelerated long-term forgetting’), autobiografische amnesie en topografische amnesie. Deze geheugenklachten worden vaak niet geobjectiveerd met een standaard neuropsychologisch onderzoek. De diagnose is voor een belangrijk deel gebaseerd op de aanvalsomschrijving. Een EEG na slaapdeprivatie toont in de meerderheid van de gevallen epileptiforme afwijkingen. Er moet een MRI verricht worden ter uitsluiting van een onderliggende oorzaak. TEA moet differentiaaldiagnostisch van recidiverende ‘transient global amnesia’, psychogene niet-epileptische aanvallen met amnesie en een ‘transient ischemic attack’ onderscheiden worden. Monotherapie is vaak zeer effectief. Bij 73–96% wordt aanvalsvrijheid bereikt. Indien de epilepsie onder controle is, blijven de interictale geheugenklachten stabiel, of verminderen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(3):94–100)
Lees verder