NEUROLOGIE

Chronisch subduraal hematoom; is behandeling met dexamethason wel of niet geïndiceerd?

TNN - jaargang 119, nummer 1, februari 2018

R.C. Kerssies , dr. K.S. Han , T.W.M. Raaijmakers

SAMENVATTING

De rol van corticosteroïden bij de behandeling van patiënten met een chronisch subduraal hematoom (CSDH) is niet duidelijk. Sommigen veronderstellen dat corticosteroïden een rol spelen in het lokale proces van ontsteking en oedeemvorming, waardoor het CSDH en de klinische symptomen mogelijk sneller afnemen en hiermee een operatie uitgesteld of zelfs vermeden kan worden. Er zijn tot op heden geen landelijke richtlijnen of protocollen die voldoende wetenschappelijk onderbouwde behandelrichting geven. In de dagelijkse praktijk wordt deze behandeling door neurologen en neurochirurgen dan ook zeer wisselend toegepast. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de positieve en negatieve aspecten van de behandeling met corticosteroïden is een systematische literatuurstudie uitgevoerd.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(1):3–12)

Lees verder

De mobiele beroerteeenheid in de behandeling van acute beroerte

TNN - jaargang 119, nummer 1, februari 2018

J. Demeestere , prof. dr. V. Thijs , prof. dr. R. Lemmens

SAMENVATTING

Trombolyse als behandeling van een herseninfarct dient zo snel mogelijk na het begin van de symptomen toegediend te worden, gezien het therapeutisch effect tijdsafhankelijk is. Nadat een patiënt met een mogelijke ischemische beroerte op de afdeling Spoedeisende Hulp aankomt, wordt daarom de diagnostiek zo snel als mogelijk uitgevoerd om deze behandeling binnen het kortst mogelijke tijdsinterval te kunnen starten. Een alternatief zou kunnen zijn om de behandeling al te starten voordat de patiënt naar het ziekenhuis wordt vervoerd. Hiervoor is de mobiele beroerte-eenheid ontwikkeld: een ambulance uitgerust met een CT-scanner die als behandelingseenheid naar de patiënt toegebracht wordt. Het gebruik van een mobiele beroerte-eenheid is veilig en resulteert in een toename van het aantal met trombolyse behandelde patiënten en een afname van het tijdsinterval tussen het begin van de symptomen en start van de behandeling. In de komende jaren worden de resultaten verwacht van gerandomiseerde studies die de uitkomst van patiënten in het conventionele zorgtraject gaan vergelijken met patiënten die behandeld worden in een mobiele beroerte-eenheid.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(1):13–20)

Lees verder

‘Sudden unexpected death in epilepsy’ (SUDEP)

TNN - jaargang 118, nummer 4, december 2017

M. van der Lende , S. Shmuely , prof. dr. E.M.A. Aronica , dr. R.D. Thijs

SAMENVATTING

‘Sudden unexpected death in epilepsy’ (SUDEP) verwijst naar een plots en onverwacht overlijden van iemand met epilepsie waarvoor bij obductie geen doodsoorzaak wordt gevonden. SUDEP is de meest voorkomende direct aan epilepsie gerelateerde doodsoorzaak. De incidentie kan oplopen tot 9 per 1.000 persoonsjaren. Mensen met therapieresistente epilepsie en frequente tonisch-clonische aanvallen lopen het grootste risico. De pathofysiologie is nog onduidelijk, maar vermoedelijk zijn er meerdere uitlokkende of bijdragende factoren in het spel. SUDEP treedt meestal ’s nachts op en zonder getuigen. Slachtoffers worden vaak in hun bed aangetroffen met aanwijzingen van een doorgemaakte epileptische aanval, zoals een tongbeet of urine-incontinentie. Er zijn nog geen bewezen preventieve maatregelen, en op dit moment is het optimaal behandelen van tonisch-clonische aanvallen de beste methode om het risico op SUDEP te verkleinen. Het is belangrijk om SUDEP met patiënten en families te bespreken, met name bij hoogrisicopatiënten.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):128–34)

Lees verder

Beoordeling van rijgeschiktheid in de neurologie — meer dan alleen epilepsie

TNN - jaargang 118, nummer 4, december 2017

dr. G. Hageman , dr. W.A. Hofstra , M.I. van Buren-Schukkink , dr. M.S.E. van Hout , drs. R.A. Bredewoud , dr. J. Nihom

SAMENVATTING

Autorijden is een complexe taak die coördinatie van visuele en motorische functies met cognitieve vaardigheden vraagt. Rijgeschiktheid kan veranderen na een medische gebeurtenis of aandoening. Ongeveer de helft van de patiënten die een herseninfarct of ernstig hoofdtrauma doormaken, een derde van de patiënten met de ziekte van Parkinson en een kwart van de patiënten met een milde cognitieve stoornis (MCI) of beginnende dementie is niet (meer) in staat veilig auto te rijden. Eén tot 2 op de 1.000 verkeersongevallen wordt veroorzaakt door een plotselinge functiestoornis bij een bestaande aandoening van de bestuurder. In dit artikel komen voorspellende factoren die bij de beoordeling van de patiënt in de spreekkamer behulpzaam kunnen zijn bij de implementatie van de wettelijke regels, aan bod. De rijtest praktische rijgeschiktheid blijft echter het ultieme instrument om een uitspraak te doen over rijgeschiktheid in geval van motorische, cognitieve en visuele functiestoornissen. Aan de orde komen hogere corticale functiestoornissen, neglect, afasie, Clinical Dementia Rating (CDR)-score, OPS-vragenlijst, frontale symptomen en gedragsproblemen. Motorische functiestoornissen kunnen vaak worden gecompenseerd door aanpassingen in de auto, en visuele stoornissen zoals een hemianopsie door specifieke kijktraining. Veel patiënten beschouwen zichzelf ten onrechte als veilige rijder. De mening van de partner of familie van de patiënt betreffende diens rijgeschiktheid blijkt objectiever en is van groot belang bij de beoordeling. Neuropsychologisch onderzoek is vooral van belang bij MCI en beginnende dementie, in combinatie met anamnese en eventueel een simulatorrijtest, maar heeft een beperkte waarde in de voorspelling van rijgeschiktheid bij andere aandoeningen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):135–44)

Lees verder

Chronische idiopathische axonale polyneuropathie: stand van zaken

TNN - jaargang 118, nummer 3, september 2017

dr. J.K. Warendorf , dr. N. Visser , prof. dr. N.C. Notermans , dr. A.F.J.E. Vrancken

SAMENVATTING

Chronische idiopathische axonale polyneuropathie (CIAP) is een langzaam progressieve polyneuropathie, zonder bekende oorzaak. De incidentie neemt toe met de leeftijd. De aandoening leidt niet tot rolstoelafhankelijkheid, maar geeft wel een vermindering van de kwaliteit van leven en beperkingen in het dagelijks leven. Aangetoonde risicofactoren zijn onder andere het metabool syndroom en in het bijzonder hypertensie en abdominale obesitas. Er bestaat nog onduidelijkheid over andere risicofactoren, zoals statinegebruik en blootstelling aan vitamine B6. Onderzoeken tot nu toe lijken vooral een microvasculaire etiologie te ondersteunen. Er is geen bewezen curatieve behandeling voor CIAP.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(3):87–93)

Lees verder

‘Transient epileptic amnesia’: een casus en literatuuroverzicht

TNN - jaargang 118, nummer 3, september 2017

dr. S. Thissen , dr. M.C.G. Vlooswijk , dr. M.P.H. Hendriks , prof. dr. H.J.M. Majoie

SAMENVATTING

Transient epileptic amnesia’ (TEA) wordt gezien als een weinig voorkomende vorm van temporaalkwabepilepsie, gekarakteriseerd door aanvallen van specifieke amnesie door epileptische activiteit (ictaal of postictaal). TEA treft voornamelijk mannen boven de 40 jaar. Aanvallen duren korter dan 60 minuten en komen dagelijks tot enkele keren per jaar voor. Bij 81% bestaan er naast ictale amnesie bijkomende geheugenklachten waaronder versneld vergeten op lange termijn (‘accelerated long-term forgetting’), autobiografische amnesie en topografische amnesie. Deze geheugenklachten worden vaak niet geobjectiveerd met een standaard neuropsychologisch onderzoek. De diagnose is voor een belangrijk deel gebaseerd op de aanvalsomschrijving. Een EEG na slaapdeprivatie toont in de meerderheid van de gevallen epileptiforme afwijkingen. Er moet een MRI verricht worden ter uitsluiting van een onderliggende oorzaak. TEA moet differentiaaldiagnostisch van recidiverende ‘transient global amnesia’, psychogene niet-epileptische aanvallen met amnesie en een ‘transient ischemic attack’ onderscheiden worden. Monotherapie is vaak zeer effectief. Bij 73–96% wordt aanvalsvrijheid bereikt. Indien de epilepsie onder controle is, blijven de interictale geheugenklachten stabiel, of verminderen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(3):94–100)

Lees verder

Cerebrovasculaire complicaties rondom de zwangerschap

TNN - jaargang 118, nummer 2, juni 2017

M.P.J. van de Kerkhof , dr. J.M. de Haan-Jebbink , dr. M.E.S. Sprengers , prof. dr. S. Middeldorp , dr. J.M. Coutinho

SAMENVATTING

Cerebrovasculaire aandoeningen zijn zeldzame complicaties tijdens en na de zwangerschap met een hoge morbiditeit en mortaliteit. Herseninfarcten en hersenbloedingen komen ongeveer even vaak voor en rondom de partus is het risico het hoogst. Bij veel patiënten is sprake van een onderliggende aandoening, zoals pre-eclampsie. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de verschillende cerebrovasculaire complicaties die voor kunnen komen bij zwangere vrouwen. Ook worden praktische adviezen gegeven over de diagnostiek en behandeling bij deze patiëntengroep, waaronder het gebruik van reperfusietherapie bij een herseninfarct.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(2):47–53)

Lees verder