TNN - jaargang 122, nummer 5, september 2021
dr. C.S.M. Straathof
Editorial bij de bijdrage van Dijkstra et al. getiteld ‘Oorzaken en behandeling van spierkrampen’,
(Tijdschr Neurol Neurochir 2021;122(5):206-14).
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(5):205)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 3, mei 2021
drs. Z. Jawad , dr. L.L Krens
In dit artikel worden de meest gebruikte geneesmiddelen bij COVID-19 besproken en de mogelijke interacties met neurologische geneesmiddelen. Interacties tussen corticosteroïden en carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en primidon zijn bij COVID-19 klinisch niet relevant, omdat de behandeling bestaat uit een stootkuur waarbij het corticosteroïd zeer hoog wordt gedoseerd. Het grootste deel van de opgenomen COVID-19-patiënten wordt behandeld met antibiotica, zoals bètalactam-antibiotica. Hoge intraveneuze doseringen zijn gecontra-indiceerd bij epilepsie vanwege het verlagen van de convulsiedrempel. Bij behandeling met een laagmoleculairgewichtheparine of een direct oraal anticoagulans bij patiënten die een trombocytenaggregatieremmer gebruiken, moet worden overwogen de trombocytenaggregatieremmer tijdelijk te staken vanwege een verhoogd bloedingsrisico. Tocilizumab remt de verhoogde IL-6-expressie bij COVID-19 en herstelt de door IL-6 gemedieerde downregulatie van CYP-enzymen. Interacties met door CYP-enzym gemetaboliseerde geneesmiddelen zijn daarom klinisch niet relevant. De spiegel van remdesivir kan worden verlaagd door sterke inductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en primidon. Bij gelijktijdig gebruik is een verminderde werking van remdesivir mogelijk. Gelijktijdig gebruik van voriconazol met carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne of primidon en van posaconazol met carbamazepine of fenytoïne wordt afgeraden. Indien de combinatie toch wordt gegeven, moet worden gelet op klinische verschijnselen van therapiefalen en moeten de spiegels van voriconazol/posaconazol en het anti-epilepticum worden gemonitord.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(3):122-5)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 2, maart 2021
drs. J. van de Wardt , prof. dr. M.A.J. de Koning-Tijssen
Patiënten met een hyperkinetische bewegingsstoornis hebben een teveel aan bewegingen, die erg invaliderend en vaak lastig te behandelen kunnen zijn. Naast de bij voorkeur causale behandeling is de behandeling van de overtollige bewegingen voornamelijk symptomatisch. Dit artikel richt zich op de symptomatische medicamenteuze behandeling van dystonie, tremor, chorea en myoclonus. In enkele flowcharts worden de eerste stappen in de klinische beoordeling en de symptomatische behandeling van deze bewegingsstoornissen weergegeven. Hierbij was het streven zo veel mogelijk ‘evidence based medicine’ aan te houden, bij voorkeur systematische reviews en gerandomiseerde trials. Vanwege een beperkte hoeveelheid hiervoor geschikte literatuur, is dit artikel vaak gebaseerd op consensusrichtlijnen en ‘expert opinion’.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(2):62-9)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 6, december 2020
drs. T. Balvers , drs. S. de Vries Lentsch , drs. T.C. van den Hoek , dr. R. Fronczek , dr. G.M. Terwindt , dr. H. Koppen
Er is wetenschappelijk bewijs dat ‘calcitonin gene-related peptide’ (CGRP) een sleutelrol speelt in de pathofysiologie van migraine. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van geneesmiddelen die hier specifiek op ingrijpen, waaronder monoklonale antilichamen tegen CGRP (galcanezumab en fremanezumab) of de CGRP-receptor (erenumab). Fase III-onderzoek heeft aangetoond dat deze geneesmiddelen effectief zijn voor de profylactische behandeling van zowel episodische als chronische migraine. De monoklonale antilichamen worden goed verdragen en lijken vooralsnog veilig te zijn. Fysiologische vaatverwijdende eigenschappen van CGRP spelen echter ook een beschermende rol bij het optreden van een ischemisch vasculair event, en het blokkeren van deze eigenschappen zou compensatoire mechanismen kunnen verhinderen. Langetermijndata ten aanzien van blijvende effectiviteit en veiligheid moeten nog volgen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(6):249-56)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 5, oktober 2020
drs. E.M.E. Coerver , A. Schouten , dr. J.P. Mostert , dr. E.M.M. Strijbis
Er zijn steeds meer ziektemodulerende therapieën (ZMT’s) beschikbaar voor de behandeling van patiënten met multiple sclerose (MS), die ook steeds vroeger in het ziektebeloop worden gestart. Het is echter onvoldoende duidelijk of en wanneer de behandeling weer gestaakt kan worden. Tot nu toe zijn hier alleen observationele studies naar verricht. Deze suggereren dat stoppen van eerstelijns ZMT overwogen kan worden bij relatief oudere patiënten die lange tijd geen relaps of radiologische tekenen van inflammatie hebben gehad. Dit geldt waarschijnlijk niet voor tweedelijns ZMT. Momenteel lopen een aantal gerandomiseerde studies met als doel meer duidelijkheid over dit onderwerp te verschaffen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(5):214-20)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 5, oktober 2020
dr. E.A.C. Beenakker , dr. J.F. Meilof
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(5):213)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 4, augustus 2020
dr. R.I. Wadman , dr. I. Cuppen , F. Asselman BSc, drs. B. Bartels , drs. E.S. Veldhoen , drs. I.L.B. Oude Lansink , A.A. Verhoef MSc, dr. E.J.N. Groen , prof. dr. W.L. van der Pol
Spinale spieratrofie (SMA) is een zeldzame, ernstige, autosomaal recessief overervende aandoening. De eerste symptomen openbaren zich op de baby-, kinder- of volwassen leeftijd. SMA kenmerkt zich door progressieve spierzwakte van proximale armen beenspieren en axiale spieren, waarbij bij de meerderheid van de patiënten respiratoire insufficiëntie ontstaat. In december 2016 werd nusinersen (Spinraza®), een specifiek voor SMA ontwikkeld antisense oligonucleotide, toegelaten op de markt ter behandeling van SMA. De behandeling met nusinersen is intensief, invasief en kostbaar, maar is bewezen effectief om het motorisch functioneren en de overleving bij kinderen met SMA type 1 en 2 te verbeteren. De effecten van nusinersen bij zowel oudere patiënten als patiënten met SMA type 3 en 4 zijn (nog) onbekend. In dit artikel worden 2 patiënten met SMA type 1 beschreven die wel en niet werden behandeld met nusinersen. Tevens wordt een overzicht gegeven van de eerste resultaten van de behandeling met nusinersen bij Nederlandse patiënten.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(4):163-70)
Lees verder