TNN - jaargang 124, nummer 5, september 2023
dr. W. Pondaag , dr. J.L. Groen , prof. dr. M.J.A. Malessy
Neurologische uitval door een letsel van een perifere zenuw kan ontstaan door een gesloten letsel (tractie of contusie) of een open (scherp) letsel. Afhankelijk van de aard en de ernst van het zenuwletsel bestaat er een indicatie voor chirurgische behandeling. Het doel is dan herstel van anatomische continuïteit door middel van een zenuwhechting of zenuwtransplantatie. De laatste jaren zijn er 2 belangrijke ontwikkelingen in de behandeling van zenuwletsel. De eerste is dat nieuwe zenuwtransfers worden toegepast met goede resultaten. Hierbij wordt de distale niet-functionerende zenuw verbonden met een deel van een andere, nabij gelegen, intacte zenuw. Deze chirurgische techniek wordt tegenwoordig ook toegepast om functionele verbetering te bereiken bij patiënten met een dwarslaesie of een andere ruggenmergaandoening. De tweede ontwikkeling is de toegenomen bewustwording dat tijd een zeer belangrijke factor is voor de mate van herstel na een zenuwoperatie. Hierdoor worden patiënten sneller verwezen naar een zenuwchirurgisch centrum, waardoor de nadelige effecten van vertraging worden vermeden.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(5):189–96)
Lees verderTNN - jaargang 124, nummer 4, juni 2023
M.P. van Opijnen MSc, dr. mr. M.L.D. Broekman
Neurochirurgie speelt een essentiële rol in de diagnostiek van het glioblastoom en vormt doorgaans de start van de behandeling. De doelen van de operatie zijn met name cytoreductie en diagnostiek, en soms ook symptoomverlichting. Ten aanzien van cytoreductie geldt een positieve correlatie tussen de mate van resectie en de overleving, onafhankelijk van het onderliggende moleculaire profiel van het glioblastoom. Een maximale resectie mag echter nooit ten koste gaan van het functioneren van de patiënt. Daarom wordt er steeds vaker gekozen voor ‘mapping’ en/of monitoring tijdens een operatie. Tegelijkertijd worden nieuwe technieken ontwikkeld om de veiligheid en volledigheid van een resectie verder te vergroten. Dit artikel biedt een overzicht van de huidige en toekomstige rol van neurochirurgie bij patiënten met een glioblastoom.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(4):150–4)
Lees verderTNN - jaargang 124, nummer 4, juni 2023
prof. dr. A.J.P.E. Vincent
Editorial bij de bijdrage van Van Opijnen et al. getiteld ‘Neurochirurgische behandeling van het glioblastoom: waar staan we?’, Tijdschr Neurol Neurochir 2023;124(4):150-4.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(4):148–9)
Lees verderTNN - jaargang 124, nummer 3, mei 2023
prof. dr. P. De Vloo , prof. dr. K. Jansen , dr. M. Aertsen , prof. dr. L. Lewi , dr. J. van der Merwe , prof. dr. L. De Catte , prof. dr. R. Devlieger , prof. dr. J. Deprest , prof. dr. F. Van Calenbergh
Spina bifida aperta ontstaat door een onvolledige primaire neurulatie en heeft levenslange neurologische, urologische en orthopedische consequenties. De ‘two-hit’-hypothese stelt dat dit niet enkel het gevolg is van de verstoring van de embryonale aanleg, maar ook van secundaire chemische, mechanische en hydrodynamische schade die het centraal zenuwstelsel oploopt tijdens de zwangerschap. Het hypothetische voordeel van een vroegtijdige – in utero – sluiting van de spina bifida aperta op deze secundaire beschadiging werd dierexperimenteel en in een gerandomiseerde studie bevestigd. Ouders die geconfronteerd worden met een prenatale diagnose van spina bifida aperta hebben de keuze tussen zwangerschapsafbreking, postnatale of prenatale chirurgie. Prenatale chirurgie verkleint de nood aan een shunt ter behandeling van hydrocefalie, verkleint de frequentie en ernst van de geassocieerde type II Chiari-malformatie en resulteert ook in een betere motorische uitkomst in de kinderjaren. Dit dient afgewogen te worden tegen het risico op foetale sterfte en vroeggeboorte, het maternele risico op zwangerschapscomplicaties en de nood aan sectio’s bij de indexzwangerschap en toekomstige zwangerschappen. Nieuwe chirurgische technieken zoals foetoscopie en minihysterotomie proberen dit maternele en toekomstige zwangerschapsrisico te verkleinen met behoud van het foetale voordeel.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(3):104–10)
Lees verderTNN - jaargang 124, nummer 3, mei 2023
dr. mr. D.R. Buis
Editorial bij de bijdrage van De Vloo et al. getiteld ‘Foetale chirurgie voor spina bifida aperta: verleden, heden en toekomst’, Tijdschr Neurol Neurochir 2023;124(3):104-10.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(3):103)
Lees verderTNN - jaargang 124, nummer 2, april 2023
dr. M.A. Kempeneers , dr. mr. D.R. Buis , drs. R.E. Feller , dr. S.D. Roosendaal , dr. K.M. Slot , dr. N.I. Wolf , prof. dr. W.P. Vandertop
Bij kinderen met een torticollis (‘draaihals’) kan er sprake zijn van een atlanto-axiale subluxatie. Plotseling ontstane torticollis wordt meestal veroorzaakt door een mild trauma of na een infectie in het hoofd-halsgebied. Het betreft een klinische diagnose waarbij beeldvorming veelal niet nuttig is, maar in de klinische praktijk wel vaak wordt verricht. Een atlanto-axiale subluxatie op beeldvorming is in het algemeen een fysiologisch fenomeen van een kindernek in uiterste rotatiestand en neurologische verschijnselen zijn dan ook zeldzaam. De behandeling is primair conservatief door middel van pijnstilling, een harde halskraag en eventueel toevoeging van een benzodiazepine als spierrelaxans en anxiolyticum. Bij een falende behandeling of een chronische subluxatie kan repositie en immobilisatie onder narcose worden overwogen. Chirurgische behandeling is slechts bij een klein deel van de patiënten met een chronische, refractaire subluxatie, of bij onderliggende fracturen en congenitale anomalieën, geïndiceerd. Vroege diagnosestelling en behandeling is belangrijk, omdat dit geassocieerd is met een succesvollere conservatieve behandeling.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(2):60–7)
Lees verderTNN - jaargang 123, nummer 8, december 2022
dr. M.D.I. Vergouwen , prof. dr. G.J.E. Rinkel
Secundaire ischemie treedt op bij ongeveer 20% van de patiënten met een aneurysmatische subarachnoïdale bloeding. De pathogenese van secundaire ischemie is waarschijnlijk multifactorieel bepaald, waarbij de onderzoeksfocus zich in het afgelopen decennium heeft verlegd van vaatspasmen in de grote intracraniële arteriën naar de microcirculatie. Routinematig onderzoek met digitale subtractie-angiografie, CT-angiografie of transcraniële doppler om vaatspasmen op te sporen heeft geen toegevoegde waarde ten aanzien van de behandeling of het uiteindelijke herstel. Als er behandelingen beschikbaar komen voor secundaire ischemie, kan er een rol ontstaan voor (seriële) CT-perfusie, diffusiegewogen MRI of continue EEG-monitoring om ischemie vroeg te detecteren. Er is geen bewijs dat de uitkomst verbetert door hypertensie-inductie bij patiënten met secundaire ischemie of door endovasculaire behandeling van vaatspasmen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(8):361–6)
Lees verder