JOURNAL SCAN

Werkzaamheid van omaveloxolone bij ataxie van Friedreich: analyse van uitgestelde behandeling in de MOXIe-extensiestudie

TNN - jaargang 124, nummer 5, september 2023

dr. P. Lottefier aios neurologie, dr. B. De Wel aios neurologie

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(5):215–6)

Lees verder

Behandeling van dermatomyositis met intraveneuze immunoglobulines

TNN - jaargang 124, nummer 4, juni 2023

dr. H.S. Goedee

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(4):176–7)

Lees verder

Infratentoriële superficiële hemosiderose en spontane intracraniële hypotensie

TNN - jaargang 124, nummer 3, mei 2023

drs. J.R. Fransen , dr. S.D. Roosendaal

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(3):135–6)

SAMENVATTING

Superficiële siderose wordt gekenmerkt door bloedingsresten op plekken waar de hersenen, het ruggenmerg en de aangezichtszenuwen in contact staan met de liquor.1–3 Er kan onderscheid worden gemaakt tussen supratentoriële superficiële siderose en infratentoriële superficiële siderose (iSS). Deze laatste vorm wordt in het merendeel van de gevallen veroorzaakt door langdurig bloedverlies in de subarachnoïdale ruimte in het spinale kanaal.3 Naast bloedingen uit neoplasmata, aneurysmata en caverneuze malformaties is liquorlekkage een oorzaak die in de recente literatuur meer aandacht heeft gekregen. ISS is typisch geassocieerd met een trias van progressief gehoorverlies, ataxie en myelopathie.4

Spontane intracraniële hypotensie (SIH) als gevolg van een spinaal liquorlek is een belangrijke oorzaak van hoofdpijn. Er is overlap met de symptomen van iSS, omdat patiënten met SIH ook ataxie kunnen hebben.5 Alleen van langdurige ventrale spinale liquorlekkage is eerder een associatie met iSS beschreven.1,5–7

In het ‘single-centre’ onderzoek van Schievink et al. werd de beeldvorming tussen 2001 en 2021 van 1.589 patiënten met SIH retrospectief onderzocht op de aanwezigheid van iSS en het resultaat van hun behandeling geëvalueerd.8

Lees verder

Dimethylfumaraat vertraagt multipele sclerose bij radiologisch geïsoleerd syndroom

TNN - jaargang 124, nummer 2, april 2023

drs. W.F. Boonstra , dr. E.A.C. Beenakker

SAMENVATTING

Het radiologisch geïsoleerd syndroom (RIS) is de vroegste vorm van multipele sclerose (MS). Op MRI-opnamen van de hersenen en/of het ruggenmerg kunnen laesies zichtbaar zijn zonder aanwezigheid van klinische symptomen. Okuda en collega’s onderzochten het effect van dimethylfumaraat (DMF) op het voorkomen van eerste acute symptomen bij patiënten met een RIS, in een multicenter, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie.1

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(2):88–9)

Lees verder

Behandelen van ritmische en periodieke EEG-patronen bij comateuze patiënten na een hartstilstand

TNN - jaargang 124, nummer 1, februari 2023

drs. S.E.M. Ten Holter

SAMENVATTING

Ritmische en periodieke elektro-encefalografische (EEG) patronen die mogelijk elektrografische insulten reflecteren, worden gezien bij 10–35% van de patiënten in comateuze staat na het overleven van een hartstilstand.1–3 In de ‘treatment of electroencephalographic status epilepticus after cardiopulmonary resuscitation’ (TELSTAR)-trial werd ondergezocht of intensieve behandeling hiervan met anti-epileptica en sedativa de uitkomst kan verbeteren bij deze patiënten.4 Op 11 intensive-care (IC)-units in Nederland en België werden patiënten 1:1 gerandomiseerd tussen de standaardzorg (de controlegroep) en een stapsgewijze, geprotocolleerde behandeling om de ritmische en periodieke activiteit te onderdrukken gedurende 48 aaneengesloten uren plus de standaardzorg (de anti-epilepticagroep). De standaardzorg werd overgelaten aan de inschatting van de behandelend artsen. In het algemeen werden hierbij de Europese richtlijnen gevolgd waarbij in beide groepen gerichte temperatuurbehandeling werd nagestreefd.

In de anti-epilepticagroep werd de behandeling van ritmische en periodieke activiteit gebaseerd op internationale richtlijnen voor de behandeling van een status epilepticus. Stap 1 was een eerste anti-epilepticum plus een eerste sedativum (meestal midazolam of propofol), stap 2 was een tweede anti-epilepticum en een tweede sedativum en stap 3 was een hoge dosis barbituraten. Alle medicatie werd intraveneus toegediend. Toegestane medicatie was onder andere fenytoïne, valproaat of levetiracetam, waarbij de keuze voor het middel aan de behandelend arts werd overgelaten. De dosis en infusiesnelheden waren in het protocol vastgelegd. Het doel was alle ritmische en periodieke activiteit voor minstens 48 aaneengesloten uren te onderdrukken. Hierbij werd elke stap zo snel mogelijk genomen indien de eerdere stap niet voldoende effect had. Er was geen noodzaak tot het bereiken van een ‘burst’-suppressiepatroon op EEG. In de controlegroep was het toegelaten om sedativa voor te schrijven indien dit nodig was voor de beademing of om myoclonus te onderdrukken, maar gebruik van anti-epileptica in de controlegroep werd ontmoedigd. De primaire uitkomstmaat was neurologische status volgens de ‘cerebral performance category’ (CPC)-schaal bij 3 maanden, gedichitomiseerd naar goede uitkomst (geen, milde of matige beperkingen) of slechte uitkomst (ernstige beperkingen, comateus of overlijden).

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(1):46–7)

Lees verder

Diagnose en classificatie van neuritis optica

TNN - jaargang 123, nummer 8, december 2022

dr. B.W. van Oosten

SAMENVATTING

Door de vele ontwikkelingen op het gebied van de diagnostiek en behandeling van neuritis optica (NO) is het belang van diagnostische criteria en classificatie sterk toegenomen. In de jaren 2018–2021 heeft een groep internationale deskundigen samengewerkt via de Delphi-methode om hiertoe te komen.1

Zij stellen de diagnose ‘definite optic neuritis’ als sprake is van een combinatie van klinische verschijnselen en paraklinische bevindingen (OCT, MRI, auto-immuunantistoffen in het bloed of oligoklonale bandjes in de liquor). De auteurs geven ook diagnostische criteria voor de diagnose ‘possible optic neuritis’, voor die gevallen waar onvoldoende bewijs is voor ‘definite optic neuritis’. De diagnose ‘possible optic neuritis’ kan worden gesteld zonder complex paraklinisch onderzoek.

Als eenmaal de diagnose NO is gesteld, zijn er 3 indelingsniveaus. Op het eerste niveau wordt onderscheid gemaakt tussen een auto-immuun-NO (meestal polyfasisch beloop) en een systemische of infectieuze oorzaak (meestal monofasisch). Op het tweede niveau wordt binnen de auto-immuungroep een verdere onderverdeling uitgewerkt met als opties: MS, NO op basis van specifieke antistoffen (aquaporine-4, MOG, CRMP5), en geïsoleerde NO-vormen als SION, RION en CRION. Bij de andere groep volgt op het tweede niveau het onderscheid tussen (post-)infectieuze en systemische oorzaken. Het derde niveau bestaat uit een lijst met aandoeningen waarover (nog) geen consensus werd bereikt.

De verschillende soorten NO op het tweede niveau worden onderscheiden op basis van hun anatomische lokalisatie, het beloop in de tijd, aanwezigheid van biomarkers en bevindingen bij beeldvormend (MRI, OCT) en neurofysiologisch (ERG, VEP) onderzoek.

Het artikel eindigt met een beschrijving van de behandeling van NO. Over meerdere aspecten van de behandeling werd echter geen consensus bereikt.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(8):394–5)

Lees verder

Endovasculair behandelen van een herseninfarct ten gevolge van een a. basilaris-occlusie

TNN - jaargang 123, nummer 7, november 2022

drs. R.R.M.M. Knapen , dr. A.A. Postma

SAMENVATTING

Een endovasculaire behandeling (EVT) is bewezen effectief bij patiënten met een intracraniële anterieure occlusie. 1,2 Over de effectiviteit van EVT bij een a. basilaris-occlusie (BAO) is echter weinig bekend in de literatuur. Tot vorig jaar was de enige gerandomiseerde, gecontroleerde trial (RCT) de BEST-trial. Hieruit bleek geen effect van EVT bij een BAO.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(7):346–7)

Lees verder