Duitse onderzoekers ontdekken mogelijk verband tussen MS en een eiwit in koemelk

maart 2022 Medisch onderzoek Willem van Altena

Mensen met multiple sclerose (MS) ervaren vaak opvlamming van symptomen nadat ze zuivelproducten geconsumeerd hebben. Onderzoekers van de universiteit van Bonn (Duitsland) hebben een mogelijke verklaring voor dat fenomeen gevonden, en wetenschappelijk tijdschrift PNAS publiceerde het onderzoek recent. Het blijkt dat het eiwit caseïne in koemelk een ontstekingsreactie kan oproepen die inwerkt op de myelineschede, een beschermende laag rond de zenuwen. Om die reden adviseren de onderzoekers dat bepaalde groepen MS-patiënten hun zuivelinname zo veel mogelijk beperken.

Hoofdonderzoeker prof. Stefanie Kuerten is hoogleraar neuroanatomie en een expert op het gebied van MS. “We hoorden vaak van MS-patiënten dat ze zich slechter voelden wanneer ze melk gedronken hadden, of kaas of yoghurt hadden gegeten. Wij wilden op zoek gaan naar de oorzaak achter die correlatie.”

Moleculaire overeenkomsten

Voor het onderzoek werden muizen geïnjecteerd met verschillende eiwitten uit koemelk om te ontdekken of een of meerdere ervan MS-symptomen opriepen. Dat bleek inderdaad het geval te zijn bij caseïne. Onder de elektronenmicroscoop werd zichtbaar dat er schade was aan de myelineschede rond de zenuwen, die ernstige perforaties vertoonde. De onderzoekers denken dat dat het gevolg is van een afweerreactie, waarbij niet alleen het caseïne wordt aangevallen, maar ook de eiwitten die betrokken zijn bij de vorming van myeline. Dat heeft alles te maken met het feit dat er moleculaire overeenkomsten bestaan tussen caseïne en de myeline producerende eiwitten. Met name een eiwit genaamd MAG (uit het Engels: myelin associated glycoprotein) blijkt zo op caseïne te lijken dat antilichamen in muizen die actief waren tegen caseïne ook reageerden op MAG. Het afweersysteem van de muizen die met caseïne behandeld waren kwam niet alleen in het geweer tegen het koemelkeiwit, maar ook tegen MAG, en dat zorgde voor schade aan het myeline.

Om vast te stellen of deze reactie niet alleen in muizen, maar ook in menselijke MS-patiënten optreedt deden de wetenschappers onderzoek met menselijk hersenweefsel. Caseïne-antilichamen werden vanuit de muizen overgebracht naar de hersencellen, en het bleek inderdaad dat die antilichamen zich ophoopten in cellen die verantwoordelijk zijn voor de myelineproductie in het brein.

Allergie

Het bleek ook dat de B-cellen, een bepaald type wittebloedcel, in sommige MS-patiënten opvallend heftig op caseïne reageren. De onderzoekers vermoeden dat bij deze mensen sprake is van een caseïne-allergie die wellicht ooit is ontstaan als gevolg van consumptie van koemelk. Wanneer die mensen zuivelproducten eten of drinken reageert het afweersysteem door grote hoeveelheden caseïne-antilichamen te produceren, en die vallen vervolgens niet alleen het caseïne aan, maar ook het MAG-eiwit dat de myelineschede in stand houdt.

Zelftest

De onderzoekers denken dat het nuttig is als er een zelftest komt waarmee MS-patiënten snel kunnen ontdekken of er sprake is van caseïne-allergie. Als dat zo is, dan zouden die mensen zuivelproducten maar beter kunnen mijden.

Maar Kuerten en haar team denken dat koemelk ook het risico op MS kan verhogen bij gezonde mensen. Ook bij hen kan een overgevoeligheidsreactie voor caseïne optreden, die vaak niet eens onderkend wordt omdat de symptomen lang niet altijd ernstig zijn. Toch is het in theorie mogelijk dat zo’n reactie op caseïne leidt tot kruisreactiviteit richting myeline. Dat wil niet zeggen dat een intolerantie voor caseïne leidt tot MS, benadrukt Kuerten. “Daarvoor zijn waarschijnlijk meer risicofactoren in het spel. Toch is de mogelijke connectie zorgwekkend. Er zijn studies die erop wijzen dat er meer MS voorkomt in populaties waar veel koemelk wordt geconsumeerd.”

Referentie

Chunder R, Weier A, Kuerten S. Antibody cross-reactivity between casein and myelin-associated glycoprotein results in central nervous system demyelination. Proc Natl Acad Sci U S A. 2022 Mar 8;119(10):e2117034119. doi: 10.1073/pnas.2117034119. Epub 2022 Mar 2. PMID: 35235454; PMCID: PMC8916005.