Subcutane behandeling met de GLP1-receptoragonist lixisenatide leidt tot minder progressie van motorische beperkingen dan placebo bij patiënten met vroege ziekte van Parkinson. Daarentegen geeft lixisenatide meer gastro-intestinale bijwerkingen. Dit concludeert neuroloog Wassilios Meissner (Centre Hospitalier Universitaire, Bordeaux, Frankrijk) namens de LIXIPARK Study Group in The New England Journal of Medicine.1
Lixisenatide is een medicijn dat wordt gebruikt bij de behandeling van type 2 diabetes mellitus. Het is een GLP-1-receptoragonist. Die geneesmiddelen bootsen de werking van een hormoon genaamd glucagonachtig peptide-1 (GLP-1) na, wat helpt bij het reguleren van de bloedsuikerspiegel door de afgifte van insuline te stimuleren, de maaglediging te vertragen en de eetlust te verminderen. Er bleken echter ook neuroprotectieve eigenschappen aangetoond te kunnen worden in een muismodel van de ziekte van Parkinson. In de LIXIPARK-studie is daarom onderzocht of dat ook het geval was bij menselijke patiënten met vroege ziekte van Parkinson.
LIXIPARK is een gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde fase II-studie die is uitgevoerd in Frankrijk. Hierin werd het effect van lixisenatide op de progressie van motorische beperkingen onderzocht bij patiënten met vroege ziekte van Parkinson. Patiënten bij wie de aandoening minder dan 3 jaar geleden was vastgesteld, symptomatisch behandeld werd met medicatie in een stabiele dosis en geen motorische complicaties gaf, werden 1:1 gerandomiseerd tussen subcutane behandeling met lixisenatide of placebo elke dag gedurende 12 maanden, gevolgd door een ‘wash-out’-periode van 2 maanden.
De primaire uitkomstmaat was de verandering in de score voor het motorische deel op de ‘Movement Disorder Society-Unified Parkinson’s Disease Rating Scale’ (MDS-UPDRS) tussen het begin van de studie en na 12 maanden. De MDS-UPDRS-score varieert van 0-132, waarbij een hogere score duidt op meer motorische beperkingen.2 Secundaire uitkomstmaat waren onder andere de MDS-UPDRS-score na 6, 12 en 14 maanden en de levodopa-equivalente dosis. Ook de veiligheid van de behandelingen werd beoordeeld.
In totaal namen 156 patiënten deel aan de studie, van wie 78 in elke behandelgroep. Bij aanvang van de studie was de MDS-UPDRS-score in beide groepen ongeveer 15. Na 12 maanden was de MDS-UPDRS-score verbeterd met 0,04 punten in de lixisenatidegroep en verslechterd met 3,04 punten in de placebogroep (verschil [95%-BI]: 3,08 [0,86-5,30]; p=0,007); dit verschil is lager dan de drempelwaarde van 3,25, die als klinisch relevant wordt beschouwd.3 Na 14 maanden was de MDS-UPDR-score 17,7 in de lixisenatidegroep en 20,6 in de placebogroep. Andere resultaten met betrekking tot de secundaire uitkomstmaten waren vergelijkbaar tussen de behandelgroepen.
Gastro-intestinale bijwerkingen traden vaker op in de lixisenatidegroep dan in de placebogroep, te weten misselijkheid (46 vs. 12%), braken (13 vs. 3%) en gastro-oesofageale reflux (8 vs. 1%). Ook gewichtsverlies kwam vaker voor bij patiënten die lixisenatide kregen (8 vs. 0%).
Referenties