De voorspelde verdubbeling van het aantal dementiegevallen blijft vooral in welvarende landen uit. Senioren hebben tegenwoordig een lager risico om dementie te ontwikkelen dan tien jaar geleden. Dit komt voor een belangrijk deel door dementiepreventie en het verlagen van de risicofactoren. Bij een deel van hen kan hierdoor de ontwikkeling van dementie worden voorkomen. Tijdens AAIC 2023 lichtte dr. Frank Wolters (Erasmus MC, Rotterdam) toe welke risicofactoren van belang zijn en welke preventiestrategieën mogelijk zijn om de ouderenpopulatie cognitief gezond te houden.1
Dementie komt in Europa veel voor en wordt ook op andere continenten steeds meer gediagnosticeerd. In 2021 kregen in Nederland ongeveer 21.800 mensen de diagnose dementie.2 Een belangrijke oorzaak van de toenemende incidentie van dementie is de vergrijzing van de bevolking: dementie komt voornamelijk voor bij mensen op hoge leeftijd, met een gemiddelde leeftijd op het moment van de diagnose van 84 jaar. Naast leeftijd spelen ook verschillende andere risicofactoren een rol in ontwikkeling van dementie. De aanpak gericht op een aantal van deze risicofactoren heeft er mede toe bijgedragen dat het leeftijdsgebonden dementierisico in afgelopen decennia is gedaald. Voor ouderen van 80 jaar is het dementierisico in 2023 circa 13% lager dan in 2013. Dit risico is bij mannen sterker afgenomen dan bij vrouwen.
Bekende risicofactoren voor dementie zijn een hoge bloeddruk, diabetes, laag opleidingsniveau en een ongunstige genetische predispositie. Momenteel is ongeveer 30-40% van het dementierisico te verklaren op grond van de huidige bekende risicofactoren. De invloed van een aantal van deze risicofactoren is actief te verminderen. Dit kan direct bij de bron door het creëren van gunstige omstandigheden voor de foetus in de baarmoeder of met goede opleidingsmogelijkheden, maar ook door de behandeling van risicofactoren als hoge bloeddruk en diabetes. In Nederland lopen verschillende onderzoeken naar ziekte en gezondheid waaraan mensen vanaf hun geboorte tot op hoge leeftijd meedoen. Hierbij wordt gekeken naar cognitie en dementierisico en onderzoek gedaan naar de samenhang met omgevingsfactoren en andere ziekten.
Een manier om het dementierisico te verlagen is door de aandacht te richten op individuen met hoogrisicokenmerken. Hiermee kan een groot effect worden bereikt in een kleine groep. Een voorbeeld is de aanpak van hoge bloeddruk met bloeddrukverlagende medicatie. Uit een recente meta-analyse (n=28.008) waarin gegevens van de ADVANCE-, HYVET-, PROGRESS-, SHEP-, SYST-EUR-studies werden samengevoegd, bleek dat bloeddrukverlaging bij mensen met een hoge bloeddruk leidt tot een 13% lager risico op dementie (odds ratio [95%-BI]: 0,87 [0,75-0,99).3 Aan de hand van een computermodel werd vervolgens in een Nederlandse studie onderzocht wat hiervan de impact in Nederland zou zijn.4 Als alle mensen met hoge bloeddruk hiervoor adequaat zouden worden behandeld voordat hun cognitieve functies achteruit gaan, zou hiermee het aantal levensjaren zonder dementie met 36.369 jaar toenemen en het aantal levensjaren mét dementie met 4.074 jaar afnemen. Er werd ook gekeken naar de voorspelde uitkomsten wanneer 10%, 25% of 50% van deze mensen met hoge bloeddruk zouden worden behandeld. Bij een behandeling voor hoge bloeddruk bij slechts 10% van hen zou dit volgens het computermodel 3.801 extra levensjaren zonder dementie opleveren en zouden 435 levensjaren met dementie worden voorkomen. Door behandeling van hoogrisicopatiënten leven ze dus niet alleen langer maar ook langer in een goede cognitieve gezondheid.
Mensen met preklinische alzheimer hebben een verhoogd risico op ziekteprogressie naar de ziekte van Alzheimer. In de recent gepubliceerde Anti-Amyloid Treatment in Asymptomatic Alzheimer’s Disease (A4)-studie werden mensen met preklinische alzheimer en hoge amyloïdwaarden preventief behandeld met het anti-amyloïd antilichaam solanezumab of een placebo.5 Uit deze studie kwam naar voren dat cognitieve achteruitgang hiermee nog niet kan worden voorkomen. In de toekomst is het hopelijk wel mogelijk om met andere medicaties het gewenste resultaat te bereiken en ziekteprogressie te voorkomen.
Een andere aanpak is erop gericht om om het dementierisico van de gehele bevolking te verlagen. Hiermee wordt dus een klein effect beoogd binnen een grote groep. Om hoge bloeddruk als risicofactor te verminderen, zou de overheid bijvoorbeeld de toegestane hoeveelheid zout in voeding wettelijk kunnen reguleren. Dit zou een licht bloeddrukverlagend effect hebben op de gehele bevolking, waardoor ook het dementierisico afneemt. Met het oog op de preventieparadox zou dit een succesvolle aanpak kunnen zijn: mensen met een gezonde leefstijl hebben een lager dementierisico dan mensen met een ongezonde leefstijl, toch zijn er meer mensen met een gezonde leefstijl die dementie ontwikkelen, aangezien dit een grotere groep is.6 Daarom zullen maatschappijgerichte preventiemaatregelen ook van toegevoegde waarde zijn voor mensen met een gezonde leefstijl.
Vanwege vergrijzing en een hogere levensverwachting zal het aantal mensen met dementie in komende decennia blijven stijgen. Verwacht wordt dat deze toename in Europa en de VS minder groot zal zijn dan aanvankelijk was verwacht. Dit komt door de leeftijdsgebonden afname van het dementierisico in afgelopen decennia. Preventie van verschillende risicofactoren speelt hierbij een essentiële rol. Daarin kunnen de pijlen worden gericht op mensen met hoogrisicokenmerken (met een groot effect in een kleine groep) en op de gehele maatschappij (met een klein effect in een grote groep). Daarnaast is nader onderzoek naar het nog niet verklaarde aandeel van het dementierisico noodzakelijk, evenals voortzetting van het onderzoek naar amyloïdgerichte medicatie waarmee ziekteprogressie mogelijk wordt voorkomen bij mensen met preklinische dementie.
Referenties