Articles

Gynaecologische instrumenten voor de neurochirurgie: gebruik van de vacuümcup bij een pingpong-fractuur

TNN - jaargang 122, nummer 2, maart 2021

drs. N. Denneman , drs. H. Arnts , dr. mr. D.R. Buis , dr. K.M. Slot , dr. R.C. Painter , dr. R. van de Vrie , prof. dr. W.P. Vandertop

SAMENVATTING

Een gesloten impressiefractuur van de schedel bij een zuigeling, ook wel pingpong-fractuur genoemd, is een zeldzame diagnose. Vaak ontstaan deze fracturen rondom de bevalling, bijvoorbeeld als gevolg van een kunstverlossing of doordat een hand of voet van de neonaat tijdens de bevalling compressie geeft op de eigen schedel. In zeldzame gevallen zijn de fracturen het gevolg van stomp hoofdletsel. De behandeling van een gesloten impressiefractuur van de schedel is afhankelijk van de ernst van de indeuking en aanwezigheid van intracraniële afwijkingen. In dit artikel wordt een zuigeling van drie weken oud beschreven met een pingpong-fractuur na een hoofdtrauma. Het meisje werd succesvol, zonder complicaties behandeld met een vacuümcup. Deze non-invasieve behandeling is een elegante methode voor cosmetische reconstructie van de schedel. Aan de hand van deze casus en ondersteunende literatuur adviseren wij om bij zuigelingen met een cosmetisch storende impressiefractuur van de schedel zonder intracraniële afwijkingen deze vacuümmethode te overwegen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(2):58-61)

Lees verder

Decompressieve craniëctomie voor het maligne media-infarct: invloed van timing op functionele uitkomst

TNN - jaargang 121, nummer 5, oktober 2020

dr. T. Goedemans , dr. D. Verbaan , dr. B.A. Coert , dr. B. Kerklaan , dr. R. van den Berg , dr. J.M. Coutinho , dr. T. van Middelaar , dr. P.J. Nederkoorn , prof. dr. W.P. Vandertop , P. van den Munckhof

SAMENVATTING

Voor het al dan niet uitvoeren van een decompressieve craniëctomie (DC) bij patiënten met een maligne infarct van de a. cerebri media (‘middle cerebral artery’: MCA), dienen volgens de nationale en internationale richtlijnen de factoren leeftijd (≤60 jaar) en timing (≤48 uur vanaf infarcering) beslissend te zijn. De richtlijnen zijn weliswaar gebaseerd op gerandomiseerde studies, maar deze includeerden weinig tot geen patiënten die ná 48 uur DC ondergingen. In dit artikel wordt de relatie van timing en functionele uitkomst na DC (geclassificeerd als ‘slecht’ bij een ‘Glascow outcome scale’-score 1–3) onderzocht aan de hand van een patiëntcohort en systematisch literatuuronderzoek. Zowel uit het patiëntcohort (66 patiënten) als uit de meta-analyse (1.574 patiënten) bleek dat DC na 48 uur vanaf infarctdiagnose niet geassocieerd is met een hoger risico op een slechte uitkomst. In tegenspraak met de huidige richtlijnen adviseren wij daarom om bij patiënten met een maligne MCA-infarct met inklemmingsverschijnselen die na 48 uur optreden toch een DC te overwegen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(5):207-12)

Lees verder

Craniofaryngiomen

TNN - jaargang 121, nummer 4, augustus 2020

prof. dr. W.P. Vandertop , prof. dr. E.M.A. Aronica , drs. E.M.T. Dieleman , drs. J. Hoogmoed , drs. A. Mühlebner , dr. S.D. Roosendaal , prof. dr. J.A. Romijn , dr. N.I. Wolf , dr. mr. D.R. Buis

SAMENVATTING

Craniofaryngiomen zijn zeldzame benigne tumoren in de (supra)sellaire regio. Ze komen voor bij personen op iedere leeftijd, met een piek tussen 5–14 jaar en 50–75 jaar. Door hun trage groei duurt het vaak lang voordat de diagnose wordt gesteld. Symptomen worden veroorzaakt door druk op het optische systeem en/of disfunctie van de hypofyse/hypothalamus. De behandeling bestaat meestal uit een combinatie van chirurgie en radiotherapie. De kans op genezing is hoog (90% 10-jaarsoverleving), maar de kwaliteit van leven kan fors beperkt zijn.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(4):152-60)

Lees verder

Anterieure thoracale transdurale Myelumherniatie

TNN - jaargang 117, nummer 1, maart 2016

Mw. dr. S.S. Staekenborg , dr. B.W. van Oosten , dr. K.S. Adriani , dr. M.P. Wattjes , prof. dr. W.P. Vandertop

Samenvatting

De anterieure thoracale transdurale myelumherniatie (‘anterior thoracic spinal cord herniation’; ATSCH) waarbij het ruggenmerg aan de ventrale zijde door een defect in de dura hernieert, is een zeldzame en vaak laat herkende oorzaak van een langzaam progressief thoracaal ruggenmergsyndroom. Het klinische beeld wordt bepaald door het niveau waar de myelumherniatie optreedt en begint meestal met vitale sensibiliteitsstoornissen die zich in de loop van jaren kunnen ontwikkelen tot een Brown-Séquard-syndroom en uiteindelijk een paraparese. De MRI van de wervelkolom toont een karakteristiek beeld bestaande uit een anterieure verplaatsing van het thoracale ruggenmerg. Met operatief ingrijpen kan het ruggenmerg gerepositioneerd worden en het defect in de dura door middel van een duraplastiek worden opgeheven om reherniatie en progressie van neurologische uitval te voorkomen. Het klinische syndroom en het typische radiologische beeld worden vaak pas laat herkend, maar is essentieel om tijdig operatief ingrijpen te kunnen overwegen. Hierbij moet in acht worden genomen dat operaties aan het thoracale ruggenmerg lastig en risicovol zijn. In dit artikel worden de kliniek, diagnostiek en beleid bij een ATSCH beschreven aan de hand van twee ziektegeschiedenissen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(1):36–40)

Lees verder

Patiënten met een intracraniële bloeding onder de nieuwe orale anticoagulantia: aanwijzingen voor de praktijk

TNN - jaargang 114, nummer 3, september 2013

E.A. Oudeman , M.J. Wondergem , dr. N.D. Kruyt , dr. Y.B. Roos , prof. dr. W.P. Vandertop

Samenvatting

In recente trials bij patiënten met atriumfibrilleren zonder kleplijden blijken nieuwe orale anticoagulantia (NOAC’s) minstens even effectief te zijn in de preventie van beroertes en systemische embolieën als vitamine K-antagonisten (VKA’s). Aangezien NOAC’s daarnaast gebruiksvriendelijker zijn en gepaard gaan met minder intracraniële bloedingen, is het de verwachting dat deze middelen in toenemende mate zullen worden voorgeschreven. Daarom zal men in de praktijk vaker geconfronteerd gaan worden met patiënten met een intracraniële bloeding die NOAC’s gebruiken. In deze gevallen bestaat er geen specifiek antidotum om de antistolling te couperen. Deze bijdrage beoogt daarom een overzicht te geven van de huidige (on)mogelijkheden en hoe hier in de praktijk mee om te gaan.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2013;114:111-118)

Lees verder