TNN - jaargang 122, nummer 6, oktober 2021
dr. C. Oosterbos , dr. T. Decramer , dr. S. Rummens , dr. F. Weyns , dr. J. Ceuppens , dr. J. Groen , prof. dr. J. van Loon , prof. dr. R. Lemmens , prof. dr. T. Theys
Nervus peroneus-‘entrapment’ is een veelvoorkomende oorzaak van een klapvoet. De specifieke anatomie van de zenuw maakt deze erg gevoelig voor compressie ter hoogte van de fibulakop. De diagnose wordt gesteld op basis van klinisch onderzoek, elektrofysiologie en beeldvorming. De etiologie van peroneus-neuropathie is erg uiteenlopend en omvat neuropathieën ten gevolge van (extreem) gewichtsverlies, idiopathische en traumatische neuropathieën, neuropathieën ten gevolge van compressie door cysten en tumoren, knielen, bracing, gips en habitueel kruisen van de benen, alsook iatrogene en metabole neuropathieën. In dit artikel wordt een overzicht geboden van peroneus-neuropathie, met een vergelijking van de resultaten van chirurgische en conservatieve behandeling voor nervus peroneus-‘entrapment’.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(6):251-9)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 1, februari 2021
drs. F.M.E. Pinckaers , drs. F.A.V. Pirson , drs. S.G.L. Thielemans , prof. dr. R.J. van Oostenbrugge , prof. dr. R. Lemmens , dr. A.A. Postma
Conventionele beeldvorming met non-contrast-CT speelt al jaren een belangrijke rol in de diagnostiek van het herseninfarct. Het faciliteert snelle besluitvorming rondom intraveneuze trombolyse en kan in de acute setting de work-up versnellen bij bijvoorbeeld het aantonen van een ‘hyperdense vessel sign’. De standaardcombinatie met CT-angiografie is niet alleen van belang voor de besluitvorming tot endovasculaire behandeling, maar heeft ook prognostische waarde op basis van de beoordeling van de mate van collateralen en fungeert als ‘roadmap’ voor interventionalisten. CT-perfusie (CTP) is een geavanceerdere techniek en kan als surrogaatmarker voor het onderscheid tussen weefsel met reversibele schade (de penumbra) en weefsel met irreversibele schade (de infarctkern) worden gebruikt. Een gunstige perfusiemismatch tussen deze 2 gebieden wordt gebruikt voor de selectie van patiënten voor acute behandeling in het late tijdsinterval. Daarnaast kunnen perfusiebeelden in combinate met CT-angiografie de detectie van intracerebrale occlusies vergemakkelijken. Voor adequaat gebruik van CTP is een correcte technische uitvoering van groot belang. Ook dient men rekening te houden met fout-negatieve en fout-positieve resulaten, waarbij het betrekken van het klinisch beeld immer van belang is. Goede samenwerking tussen radiologen en neurologen en juiste technische en klinische kennis is daarbij essentieel voor correct gebruik in de dagelijkse praktijk. Dit artikel belicht de waarde en de valkuilen van het gebruik van CT in de klinische besluitvorming rondom het herseninfarct.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(1):27-36)
Lees verderTNN - jaargang 121, nummer 2, april 2020
prof. dr. R. Lemmens
Voor patiënten met een herseninfarct is er de laatste jaren veel vooruitgang gemaakt om hersenschade te voorkomen door middel van een endovasculaire interventie. De neurologische symptomen ten gevolge van een obstructie van een bloedvat kunnen beperkter zijn als de bloedstroom tijdig wordt hersteld. Om het aantal patiënten te verhogen dat in aanmerking komt voor een endovasculaire behandeling en om de uitkomsten te verbeteren van patiënten die endovasculaire therapie ondergaan, is het van belang strategieën te ontwikkelen die de groei van het infarct vertragen voordat de bloedstroom kan worden hersteld. Vele jaren geleden werden reeds de eerste stappen gezet om het effect van deze zogenoemde neuroprotectie te bestuderen bij patiënten, maar helaas zonder gunstig resultaat. Gezien de vele teleurstellende studies werd dit veld daarom voor lange tijd verlaten, tot recent een groep onderzoekers in Canada de stoute schoenen toch weer aantrok. Op basis van onderzoek in diermodellen en kleinere studies bij patiënten ontwierpen zij een studie met nerinetide. De hypothese was dat dit product neuroprotectief zou kunnen werken op basis van vermindering van excitotoxische schade. Zij bakenden een studiepopulatie af van patiënten met een indicatie voor een endovasculaire behandeling. Patiënten werden gerandomiseerd en kregen actief product of placebo toegediend een half uur voor dat reperfusie succesvol zou kunnen zijn. De functionele uitkomstmeting 3 maanden na het herseninfarct toonde helaas geen verschil tussen de 2 groepen. Mogelijk was er wel een effect bij patiënten die geen alteplase toegediend kregen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(2):92)
Lees verderTNN - jaargang 119, nummer 5, oktober 2018
prof. dr. R. Lemmens
Het effect van aspirine in de preventie op lange termijn van cardiovasculaire gebeurtenissen is slechts beperkt. Mogelijk is dit het gevolg van het voorschrijven van eenzelfde dosis aan alle patiënten, wat tot onder- of overdosering kan leiden bij patiënten, afhankelijk van bijvoorbeeld het lichaamsgewicht. In deze studie van Rothwell et al. werd de modificerende rol van lichaamsgewicht bestudeerd op het therapeutische effect van lage (≤ 100 mg) en hoge doses (300–325 mg of ≥ 500 mg) aspirine in gerandomiseerde trials van aspirine in de primaire preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen. Deze bevindingen werden vervolgens gevalideerd in klinische studies die de rol van aspirine evalueerden in de secundaire preventie na een beroerte. Eveneens werd het effect van aspirine op de preventie van kanker nagegaan.
In deze analyse includeerden de onderzoekers data van 117.279 individuen uit 10 klinische studies. Het effect van de dosis van 75–100 mg aspirine om cardiovasculaire gebeurtenissen te verminderen, nam duidelijk af met toenemend gewicht, met enkel een voordeel van deze behandeling bij mensen met een gewicht van 50–69 kg, maar niet voor personen die 70 kg of meer wogen. Bovendien was het percentage patiënten dat secundair aan deze cardiovasculaire gebeurtenis te overlijden kwam groter in de groep die meer dan 70 kg woog. Voor hogere doses aspirine (≥ 325 mg) werd de tegenovergestelde interactie met het lichaamsgewicht aangetoond, waarbij er enkel bij patiënten met een hoger gewicht een effect was op het verminderen van cardiovasculaire gebeurtenissen. De bevindingen waren vergelijkbaar bij mannen en vrouwen, bij mensen met of zonder diabetes en werden gevalideerd in secundaire preventiestudies. De door aspirine gemedieerde reductie van het risico op het ontwikkelen van colorectale kanker was eveneens gewichtsafhankelijk.
De auteurs concludeerden op basis van deze resultaten dat lage doses aspirine (75–100 mg) alleen effectief waren in het voorkomen van vasculaire gebeurtenissen bij patiënten met een gewicht onder de 70 kg. Dit betekent dat er geen voordeel was van deze behandeling bij 80% van de mannen en bijna 50% van alle vrouwen. Daarentegen waren hogere doses aspirine alleen effectief bij patiënten die 70 kg of meer wogen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHR 2018;119(5):193-4)
TNN - jaargang 119, nummer 1, februari 2018
J. Demeestere , prof. dr. V. Thijs , prof. dr. R. Lemmens
Trombolyse als behandeling van een herseninfarct dient zo snel mogelijk na het begin van de symptomen toegediend te worden, gezien het therapeutisch effect tijdsafhankelijk is. Nadat een patiënt met een mogelijke ischemische beroerte op de afdeling Spoedeisende Hulp aankomt, wordt daarom de diagnostiek zo snel als mogelijk uitgevoerd om deze behandeling binnen het kortst mogelijke tijdsinterval te kunnen starten. Een alternatief zou kunnen zijn om de behandeling al te starten voordat de patiënt naar het ziekenhuis wordt vervoerd. Hiervoor is de mobiele beroerte-eenheid ontwikkeld: een ambulance uitgerust met een CT-scanner die als behandelingseenheid naar de patiënt toegebracht wordt. Het gebruik van een mobiele beroerte-eenheid is veilig en resulteert in een toename van het aantal met trombolyse behandelde patiënten en een afname van het tijdsinterval tussen het begin van de symptomen en start van de behandeling. In de komende jaren worden de resultaten verwacht van gerandomiseerde studies die de uitkomst van patiënten in het conventionele zorgtraject gaan vergelijken met patiënten die behandeld worden in een mobiele beroerte-eenheid.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(1):13–20)
TNN - jaargang 117, nummer 2, juni 2016
prof. dr. R. Lemmens
Het risico op een beroerte of acuut coronair syndroom werd, in studies uitgevoerd tussen 1997 en 2003, geschat op 12 tot 20% gedurende de eerste 3 maanden na een transiënt ischemisch accident (TIA) of lichte beroerte. Het TIAregistry.org-project werd ontworpen om de hedendaagse karakteristieken, etiologie en klinische uitkomst te beschrijven van een patiëntenpopulatie met een TIA of licht herseninfarct. Patiënten die een TIA of lichte beroerte hadden gehad in de 7 voorafgaande dagen konden in deze studie geïncludeerd worden. Sites werden geselecteerd als er een protocol was voor de snelle evaluatie van patiënten met een TIA. Het risico op een beroerte en de samengestelde uitkomst van beroerte, acuut coronair syndroom, of overlijden door cardiovasculaire oorzaken werd bepaald. Tevens werd het verband tussen een recurrente beroerte binnen de periode van één jaar en de ABCD2, bevindingen op beeldvorming van de hersenen alsook de etiologie onderzocht.
Vanaf 2009 tot en met 2011 werden 4.789 patiënten geïncludeerd door 61 centra in 21 landen. Bijna 80% van de patiënten werd geëvalueerd binnen 24 uur na het begin van de symptomen. Een totaal van 33% had een acuut herseninfarct op beeldvorming, 23% had minstens één extracraniële of intracraniële stenose van 50% of meer, en 10% had voorkamerfibrillatie. Het eenjaarsrisico van het samengestelde cardiovasculaire eindpunt was 6%. Het risico op een nieuwe beroerte op dag 2, 7, 30, 90, en 365 was respectievelijk 1,5%, 2,1%, 2,8%, 3,7% en 5,1%. In multivariate analyse bleken multipele infarcten op de beeldvorming van de hersenen, atherosclerose van de grote bloedvaten, en een ABCD2-score van 6–7 elk geassoccieerd te zijn met meer dan een verdubbeling van het risico op een beroerte.
Samengevat was er een lager risico op cardiovasculaire gebeurtenissen na TIA dan in eerdere studies werd gerapporteerd. De ABCD2-score, bevindingen op beeldvorming van de hersenen, en de aanwezigheid van atherosclerose zijn belangrijk voor het schatten van het risico op een nieuwe beroerte binnen 1 jaar na een TIA of lichte beroerte.
BRON: ONE-YEAR RISK OF STROKE AFTER TRANSIENT ISCHEMIE ATTACK OR MINOR STROKE. AMARENCO P, LAVALLÉE PC, LABREUCHE J, ET AL. N ENGL J MED 2016;374:1533-42.
Lees verderTNN - jaargang 115, nummer 2, juni 2014
prof. dr. R. Lemmens , dr. V.N. Thijs , dr. W.J. Schonewille
In de zoektocht naar de optimalisatie van de behandeling van patiënten met een acuut herseninfarct wordt reeds jaren gebruik gemaakt van endovasculaire benaderingen. In dit artikel beschrijven we de huidige stand van zaken voor wat betreft de wetenschappelijke evidentie hiervoor en wat er in de toekomst te verwachten is.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:58-63)
To provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.