TNN - jaargang 123, nummer 5, september 2022
drs. M.H.M. Immens , dr. R.H. Boerman , drs. L.S.P. Koonen
Elke medische behandeling begint met het stellen van de juiste diagnose. Deze diagnose ligt echter niet altijd meteen voor de hand. Zoals bij de volgende casus:
Een 73-jarige man presenteert zich ’s ochtends op de Spoedeisende Hulp (SEH) met plots verminderde kracht in zijn rechterarm. De voorgeschiedenis vermeldde diepe veneuze trombose in 2020 waarvoor hij tweemaal daags 5 milligram apixaban gebruikt, COPD gold II, en een pulmonaal adenocarcinoom (cT4N2M1c) met ossale en bijniermetastasen. Hij werd sinds 1 maand behandeld met pembrolizumab. Sinds het starten van de eerste kuur pembrolizumab was hij wat verward; hij reageerde niet adequaat op zijn vrouw.
Wat is uw diagnose?
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(5):241-3)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 8, december 2021
drs. E.M. Boot , drs. M.A.M.B. Terheggen , dr. R.H. Boerman
Pijn hoog in de nek zonder neurologische uitval of radiculair syndroom is veelal een goedaardig probleem dat vanzelf overgaat. Soms blijven de klachten echter bestaan of zijn er alarmsymptomen en worden patiënten naar de neuroloog verwezen. Na het uitsluiten van een radiculair syndroom of myelumcompressie worden deze patiënten vaak terugverwezen naar de huisarts. Aan de hand van 3 casussen wordt in dit artikel duidelijk gemaakt dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de neuroloog om bijzondere oorzaken van hoge nekpijn te herkennen, te behandelen of een passende verwijzing te doen voor behandeling. Daarnaast wordt aandacht geschonken aan de (neuro)fysiologie van pijn, gebruikmakend van het belangrijke begrip sensitisatie. Bij chronische hoge nekpijn (duur >3 maanden zonder verbetering) is diagnostiek en behandeling vanuit een multidisciplinair oogpunt de beste benadering. Alleen in samenwerking kunnen de verschillende factoren die van invloed zijn op het ontstaan en aanhouden van de pijn worden gediagnosticeerd en behandeld.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(8):360–7)
Lees verderTNN - jaargang 119, nummer 4, augustus 2018
C.J.B.A. Kersten , dr. R.H. Boerman
Ondanks de inzet van beeldvormende technieken kan de lumbaalpunctie soms onmogelijk blijken. Deze situatie doet zich steeds vaker voor, vanwege de toenemende veroudering, met een hoge incidentie van lumbale wervelkanaalstenose. Als er een absolute indicatie voor liquoronderzoek bestaat, bijvoorbeeld bij de verdenking op meningitis, leptomeningeale maligniteiten of de toediening van intrathecale chemotherapie, is de suboccipitale punctie (SOP) een mogelijkheid. De SOP is in onbruik geraakt, door onder andere twijfels over de veiligheid van de procedure. In dit artikel wordt een aanpassing van de techniek beschreven die indien toegepast met een MRI van de cervicale wervelkolom, de SOP tot een veilige procedure maakt. Er blijven echter risico’s en de SOP is een noodprocedure die niet lichtvaardig uitgevoerd moet worden.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(4):142–4)
TNN - jaargang 118, nummer 4, december 2017
C.J.B.A. Kersten , dr. J. Hofmeijer , dr. R.H. Boerman
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):158–9)
Lees verderTNN - jaargang 116, nummer 3, september 2015
dr. R.H. Boerman , prof. dr. F.J.P.M. Huygen
Wervelkolomgerelateerde pijn, vooral lumbosacrale pijn, krijgt ten onrechte weinig aandacht van de wetenschappelijke verenigingen en ziektekostenverzekeraars. De patiënten worden onvoldoende geholpen als de neuroloog zich beperkt tot de diagnose van hernia’s. Er kan beter uitgegaan worden van de klacht, pijn, die moet worden uitgelegd in termen van verandering van de functie van het zenuwstelsel. Deze benadering is al wel gekozen in de richtlijn “Wervelkolomgerelateerde pijnklachten van de lage rug”. De term pseudoradiculaire pijn is obsoleet en wordt vervangen door ‘referred pain’. Verschillende structuren van de wervelkolom kunnen uitstralende pijn veroorzaken. De klinische diagnostiek van deze wervelkolomsyndromen is onvoldoende betrouwbaar en kan alleen met redelijke zekerheid gesteld worden door selectieve blokkades. Patiënten met chronische lumbosacrale pijn verdienen speciale aandacht en begeleiding, bij voorkeur in een multidisciplinair team.
(TIJDSCHR NEUOL NEUROCHIR 2015;116(3):124-128
TNN - jaargang 116, nummer 2, juni 2015
L.P Oosterveld , drs. E.J. Wouda , G. Karas , dr. R.H. Boerman , drs. B.C. ter Meulen
In dit artikel worden vier patiënten met een oncologische voorgeschiedenis besproken, die zich presenteerden met geïsoleerde uitval van de nervus hypoglossus en hoofdpijn. Beeldvormend onderzoek toonde in alle vier de gevallen schedelbasismetastasen ter plaatse van de ipsilaterale occipitale condyl. Deze patiënten ondergingen radiotherapie waarna vooral de pijn afnam. Uitval van de nervus hypoglossus in combinatie met ipsilaterale hoofdpijn wordt het occipitale condylsyndroom genoemd en is kenmerkend voor schedelbasismetastasen. Bij vrouwen betreft het meestal metastasen van een mammacarcinoom en bij mannen metastasen van het prostaatcarcinoom. Voor het aantonen van metastasen in de occipitale condyl heeft MRI de voorkeur. Radiotherapie is de meest toegepaste behandeling.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2015;116(2):103-107)
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij en onze partners technologieën zoals cookies om informatie over het apparaat op te slaan en/of te openen. Toestemming voor deze technologieën stelt ons en onze partners in staat om persoonlijke gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site te verwerken en om gepersonaliseerde en niet-gepersonalisserde advertenties te tonen. Indien u geen toestemming geeft of deze intrekt, kan dit invloed hebben op bepaalde functies.
Klik hieronder om in te stemmen met het bovenstaande of om specifieke keuzes te maken. Uw keuzes zullen alleen worden toegepast op deze site. U kunt uw instellingen te allen tijde wijzigen, inclusief het intrekken van uw toestemming, door gebruik te maken van de knoppen op het Cookiebeleid of door te klikken op de knop 'Toestemming beheren' onderaan het scherm.