Articles

Torticollis met atlanto-axiale subluxatie bij kinderen

TNN - jaargang 124, nummer 2, april 2023

dr. M.A. Kempeneers , dr. mr. D.R. Buis , drs. R.E. Feller , dr. S.D. Roosendaal , dr. K.M. Slot , dr. N.I. Wolf , prof. dr. W.P. Vandertop

SAMENVATTING

Bij kinderen met een torticollis (‘draaihals’) kan er sprake zijn van een atlanto-axiale subluxatie. Plotseling ontstane torticollis wordt meestal veroorzaakt door een mild trauma of na een infectie in het hoofd-halsgebied. Het betreft een klinische diagnose waarbij beeldvorming veelal niet nuttig is, maar in de klinische praktijk wel vaak wordt verricht. Een atlanto-axiale subluxatie op beeldvorming is in het algemeen een fysiologisch fenomeen van een kindernek in uiterste rotatiestand en neurologische verschijnselen zijn dan ook zeldzaam. De behandeling is primair conservatief door middel van pijnstilling, een harde halskraag en eventueel toevoeging van een benzodiazepine als spierrelaxans en anxiolyticum. Bij een falende behandeling of een chronische subluxatie kan repositie en immobilisatie onder narcose worden overwogen. Chirurgische behandeling is slechts bij een klein deel van de patiënten met een chronische, refractaire subluxatie, of bij onderliggende fracturen en congenitale anomalieën, geïndiceerd. Vroege diagnosestelling en behandeling is belangrijk, omdat dit geassocieerd is met een succesvollere conservatieve behandeling.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(2):60–7)

Lees verder

Decompressie met of zonder stabilisatie bij degeneratieve lumbale spondylolisthese

TNN - jaargang 122, nummer 6, oktober 2021

dr. mr. D.R. Buis , drs. R.E. Feller

SAMENVATTING

Een lumbale degeneratieve spondylolisthese resulteert in een wervelkanaalstenose, waardoor been- en rugpijn ontstaat en men minder ver kan lopen. Als een conservatieve behandeling onvoldoende effect heeft, wordt chirurgische decompressie overwogen. Austevoll et al. onderzochten in een Noorse, gerandomiseerde non-inferioriteitstrial of patiënten met dit ziektebeeld die alleen decompressie ondergaan dezelfde uitkomst ervaren als patiënten die decompressie met stabilisatie ondergaan.1

Geïncludeerd werden patiënten met een neurogene claudicatie of radiculopathie, waarbij 1 lumbale wervel gemiddeld 7 mm naar voren was verschoven en conservatieve behandeling onvoldoende effect had. Circa 20% van de spondylolistheses werd als instabiel beschouwd. Er werden 267 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 66 jaar en een BMI van 28 gerandomiseerd: 134 ondergingen alleen decompressie en 133 decompressie met stabilisatie. Bij decompressie alleen werd de duraalzak gedecomprimeerd, maar bleven de ligamenten in de middellijn intact. Stabilisatie bestond uit plaatsen van pedikelschroeven en bot, en eventueel een cage tussen de wervellichamen. De primaire uitkomstmaat was 30% verbetering op de ‘Oswestry disability index’ (ODI) 2 jaar later. Als secundaire uitkomstmaten werd de ‘Zurich claudicatie questionnaire’ (ZCQ), de VAS voor rug- en beenpijn, en de EQ-5D-3L voor kwaliteit van leven gebruikt.

In de ‘intention-to-treat’-analyse bereikte 71% van de patiënten in de groep die alleen decompressie kreeg en 73% van de patiënten in de groep die decompressie+stabilisatie onderging de primaire uitkomstmaat. In de per-protocolanalyse was dit 75,5% in beide groepen. De verbetering van secundaire uitkomstmaten was gelijkwaardig. De operatieduur was in de decompressie+stabilisatie-groep gemiddeld 69 minuten langer, en deze patiënten bleven 1,8 dagen langer opgenomen. In de groep die alleen decompressie kreeg, onderging 12,5% een tweede operatie binnen 2 jaar na de eerste operatie. In de decompressie+ stabilisatie-groep was dat 9%.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(6):296)

Lees verder