Articles

Nieuwe immuuntherapieën voor de behandeling van myasthenia gravis

TNN - jaargang 124, nummer 1, februari 2023

drs. L. Remijn-Nelissen , dr. M.R. Tannemaat , prof. dr. J.J.G.M. Verschuuren

SAMENVATTING

Myasthenia gravis is een zeldzame aandoening, waarbij antilichamen zich binden aan acetylcholinereceptoren of aan functioneel verwante moleculen op de postsynaptische membraan van de neuromusculaire overgang. Ondanks behandeling met symptomatische geneesmiddelen (zoals pyridostigmine), steroïdsparende immunosuppressiva, intraveneuze immunoglobulinen, plasmaferese en thymectomie, blijft een groot deel van de patiënten langdurig afhankelijk van corticosteroïden. Nieuwe inzichten in de pathofysiologie hebben geleid tot nieuwe (potentiële) behandelopties die gericht zijn tegen B- en T-cellen, de complementcascade, de neonatale Fc-receptor en cytokinen die geassocieerd zijn met de productie van antilichamen. Rituximab, een anti-CD20-antilichaam, is een effectieve behandeling voor patiënten met ‘muscle specific kinase’-myasthenia gravis. Eculizumab (een complementremmer) en efgartigimod (een FcRn-blokker) zijn recentelijk goedgekeurd voor de behandeling van anti-acetylcholinereceptor-positieve, gegeneraliseerde myasthenia gravis. De toepassing in de klinische praktijk zal naar verwachting echter beperkt zijn, als gevolg van de hoge kosten die deze middelen met zich meebrengen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(1):13–21)

Lees verder

Vaccinaties bij patiënten met een neurologische auto-immuunziekte

TNN - jaargang 121, nummer 4, augustus 2020

drs. E. Strijbos , dr. M.R. Tannemaat , prof. dr. J.J.G.M. Verschuuren

SAMENVATTING

Er bestaat een breed scala aan neurologische auto-immuunziekten. Symptomen van deze ziekten, waaronder myasthenia gravis en multipele sclerose (MS), kunnen verergeren ten tijde van een infectie. Veelal worden patiënten met een auto-immuunziekte behandeld met immunosuppressiva of immuunmodulerende therapie, waardoor ze ook juist gevoeliger zijn voor infecties. Sommige infecties zijn te voorkomen door vaccinatie. Het is echter de vraag of vaccinaties effectief en veilig zijn bij deze groep patiënten. Recente onderzoeken hebben aangetoond dat tetanus- en influenzavaccinaties effectief en veilig zijn bij patiënten met myasthenia gravis. Ook bij MS blijken vaccinaties veilig te zijn. De effectiviteit van het vaccin hangt echter af van het type medicament dat de patiënt voor zijn auto-immuunziekte gebruikt. Met een antistofbepaling kan worden beoordeeld of de vaccinatie tot voldoende antilichaamproductie heeft geleid. Zo nodig kan de vaccinatie herhaald worden om alsnog een beschermende titer te bereiken. De griepprik wordt aanbevolen bij patiënten met een auto-immuunziekte of bij gebruik van immunosuppressiva.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2020;121(4):147-51)

Lees verder

Diagnostiek van carpaletunnelsyndroom: de nieuwe richtlijn in de praktijk

TNN - jaargang 120, nummer 4, augustus 2019

dr. M.R. Tannemaat , F.I. Kerkhof MSc, S.R.H. Vink , dr. M. Datema , dr. E. van Zwet , dr. E.L.L.M. De Schryver

SAMENVATTING

De recent gepubliceerde richtlijn Carpaletunnelsyndroom (CTS) adviseert geen aanvullende diagnostiek te verrichten bij klassiek CTS en beschouwt zenuwgeleidingsonderzoek en zenuwechografie als gelijkwaardige onderzoeken, met een voorkeur voor de zenuwecho vanwege de geringere belasting. Deze aanbevelingen werden getoetst in de klinische praktijk middels een prospectief onderzoek in 2 onafhankelijke centra. De resultaten steunen het advies dat aanvullend onderzoek niet nodig is bij klassiek CTS. In tegenstelling tot wat de richtlijn stelt heeft zenuwechografie een significant lagere diagnostische opbrengst in de deelnemende centra dan het zenuwgeleidingsonderzoek. De nieuwe richtlijn minimaliseert het ongemak voor de patiënt, maar zal tot gevolg hebben dat patiënten vaker 2 onderzoeken moeten ondergaan. Diagnostiek naar CTS middels zenuwechografie kan alleen doelmatig plaatsvinden in klinieken waar zenuwgeleidingsonderzoek tegelijkertijd beschikbaar is.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(4):151–7)

Lees verder