TNN - jaargang 125, nummer 5, september 2024
I. Smets , drs. R.W. van Steenhoven , dr. S. Veenbergen , dr. J.M. de Vries , dr. M. Gardeniers , dr. M.J. Titulaer
‘Glial fibrillary acidic protein’ (GFAP)-astrocytopathie is een zeldzame antilichaam-geassocieerde aandoening die voorkomt bij volwassenen en kinderen. De uitingen van deze aandoening zijn heterogeen, en omvatten het volledige spectrum van meningo-encefalomyelitis met of zonder papiloedeem. Niet zelden worden ook prodromale symptomen gezien. Heel typisch is de lineaire perivasculaire aankleuring op MRI van de hersenen. De diagnose kan worden gesteld door bepaling van anti-GFAP-anti-lichamen in hersenvocht. De meeste patiënten reageren goed op steroïden. In dit overzichtsartikel wordt een update gegeven van de literatuur en worden de casussen uit het Erasmus MC vergeleken met drie grote internationale cohorten.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(5):188–95)
Lees verderTNN - jaargang 125, nummer 3, mei 2024
drs. T.H. van Prooije , M. Schouten , dr. E.J. Kamsteeg , dr. M.J. Titulaer , dr. B.P.C. van de Warrenburg
Langzaam progressieve cerebellaire ataxie bij volwassen patiënten kent een brede differentiaaldiagnose met ook veel zeldzame oorzaken. Alhoewel er veel klinische heterogeniteit is, is er vooral ook veel overlap en zijn de verschillende oorzaken klinisch niet van elkaar te onderscheiden. Dit artikel beschrijft de diagnostische aanpak bij een langzaam progressieve cerebellaire ataxie. Gestructureerd en stapsgewijs aanvullend onderzoek is belangrijk om uiteindelijk een diagnose te stellen en behandelbare oorzaken niet te missen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(3):119–27)
Lees verderTNN - jaargang 123, nummer 5, september 2022
drs. T. van Osch , drs. R.W. van Steenhoven , dr. M.J. Titulaer , drs. E. Wouda
Een 85-jarige patiënte kwam op de polikliniek Neurologie in verband met onwillekeurige bewegingen van de tong en in het gelaat, die werden geduid als myoritmie. Uit de anamnese bleek tevens sprake van een waanstoornis, een balansstoornis, verslikken, een hese stem en overmatige slaperigheid overdag. Aanvullend onderzoek in de vorm van een CT-scan van de hersenen, EEG en liquoronderzoek toonde geen verklarende afwijkingen. De initiële diagnostiek naar paraneoplastische en auto-immuunantistoffen was negatief. Vanwege de sterke verdenking werd aanvullend getest op IgLON5-antistoffen, die sterk positief waren in serum en liquor. De patiënte werd behandeld met een methylprednisolonkuur, gevolgd door rituximab. Hierop verdween de myoritmie en werd een verbeterde cognitie gerapporteerd. De patiënte bleef echter zorgafhankelijk. Anti-IgLON5-ziekte is een zeldzame auto-immuunaandoening, waaraan moet worden gedacht bij een atypische progressieve supranucleaire paralyse of bij een slaapstoornis die gepaard gaat met bulbaire klachten, een balansstoornis, een bewegingsstoornis, autonome verschijnselen, cognitieve stoornissen of verschijnselen passend bij een motorneuronziekte. Snelle herkenning is belangrijk, gezien tijdig starten met behandeling mogelijk een gunstig effect heeft op het beloop van de ziekte.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(5):215-20)
Lees verderTNN - jaargang 120, nummer 5, oktober 2019
dr. L.H.H. Meeter , dr. M.J. Titulaer
Cortese en collega’s beschrijven in deze observationele studie 8 patiënten die werden behandeld met pembrolizumab wegens een progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML).1 Patiënten met PML hadden hogere ‘programmed cell death protein 1’ (PD-1)-expressie op lymfocyten dan controlepersonen, leidend tot de hypothese dat het remmen hiervan (met pembrolizumab) resulteert in een betere klaring van het JC-virus. De patiënten waren immuungecompromitteerd door verschillende oorzaken: hiv-infectie, chronische lymfatische leukemie, lymfoom, of idiopathische lymfopenie. Zeven patiënten hadden progressieve uitval voor aanvang van de behandeling; de laatste patiënt was stabiel, maar het JC-virus was persisterend aantoonbaar in liquor. De patiënten werden off-label behandeld met 1 tot 3 doses, met een interval van 4–6 weken. De respons op de behandeling werd geëvalueerd aan de hand van het klinische beeld en bevindingen bij laboratoriumonderzoek en MRI. Bij 5 patiënten trad een klinische verbetering (n=2) of stabilisatie (n=3) op, met een afname van het JC-virus in de liquor, een verhoging van de anti-JC-virusactiviteit van T-cellen, en stabilisatie of afname van PML-laesies op de MRI-scan. Bij de overige 3 patiënten werd geen verandering geobserveerd in virale load, antivirale immuunrespons of klinisch beeld.
Lees verderTNN - jaargang 117, nummer 2, juni 2016
A. van Sonderen , dr. M.W.J. Schreurs , dr. M.A.A.M. de Bruijn , prof. dr. P.A.E. Sillevis Smitt , dr. M.J. Titulaer
Diverse antistoffen kunnen een encefalitis veroorzaken. De klassieke paraneoplastische antistoffen zijn gericht tegen intracellulaire eiwitten, zoals Hu en CV2, en zijn slechts een marker voor de ziekte. Het effect van immuuntherapie is beperkt. De ontdekking van antistoffen tegen extracellulaire eiwitten, zoals tegen de N-methyl-D-aspartaat (NMDA)-receptor, heeft veel impact gehad. Deze antistoffen zijn direct pathogeen en de syndromen zijn goed behandelbaar met immuuntherapie. Hierdoor is de noodzaak tot vlotte diagnostiek toegenomen. Diagnostiek is allereerst gebaseerd op het herkennen van de patiëntkarakteristieken en symptomen die per antistof verschillen. Tekenen van inflammatie op een MRI van de hersenen en in de liquor kunnen bijdragend zijn, maar zijn niet altijd aanwezig. Antistofdiagnostiek is essentieel, waarbij de betrouwbaarheid van testen met liquor versus serum verschilt per antigen. Standaarddiagnostiek bestaat uit een ‘intracellulair antistoffenpanel’ en het testen van 1 of enkele antistoffen tegen extracellulaire eiwitten. Screening middels immuunhistochemie wordt vooral voor onderzoeksdoeleinden gebruikt, maar kan ook in de klinische praktijk bijdragend zijn. Tumorscreening is bij alle patiënten geïndiceerd, hoewel de sterke tumorassociatie die gezien wordt bij de klassieke antistoffen slechts op een deel van de recenter ontdekte antistoffen van toepassing is. Snelle behandeling met immuuntherapie is geassocieerd met een betere uitkomst.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(2):78–88)
Lees verderTNN - jaargang 114, nummer 3, september 2013
S.S.S. Orasji , dr. M.J. Titulaer , A. van Sonderen , dr. P.W. Wirtz
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij en onze partners technologieën zoals cookies om informatie over het apparaat op te slaan en/of te openen. Toestemming voor deze technologieën stelt ons en onze partners in staat om persoonlijke gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site te verwerken en om gepersonaliseerde en niet-gepersonalisserde advertenties te tonen. Indien u geen toestemming geeft of deze intrekt, kan dit invloed hebben op bepaalde functies.
Klik hieronder om in te stemmen met het bovenstaande of om specifieke keuzes te maken. Uw keuzes zullen alleen worden toegepast op deze site. U kunt uw instellingen te allen tijde wijzigen, inclusief het intrekken van uw toestemming, door gebruik te maken van de knoppen op het Cookiebeleid of door te klikken op de knop 'Toestemming beheren' onderaan het scherm.