TNN - jaargang 125, nummer 6, oktober 2024
M.J.J. Verhagen MSc, drs. M.L. Schoenmakers , drs. A.A.J. Ros , dr. K. Jellema
Acute duizeligheid komt frequent voor als klacht op de afdeling Spoedeisende Hulp en kent uiteenlopende oorzaken. Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over wanneer welke diagnostiek het beste kan worden ingezet. Dit maakt het een uitdagend symptoom. Dit artikel beoogt een praktisch overzicht te geven met handvatten voor de anamnese, het neurologisch onderzoek en een aantal hierover bestaande misvattingen. Tevens wordt de laatste stand van zaken met betrekking tot de beschikbare diagnostische testen en hun plaats in de diagnostische work-up besproken.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(6):266-71)
Lees verderTNN - jaargang 124, nummer 1, februari 2023
drs. I. van Blitterswijk , dr. K. Jellema , drs. K.R.I.S. Dorresteijn
Contrast-geïnduceerde neurotoxiciteit is een zeldzame complicatie na een angiografie met jodiumhoudend contrastmiddel. De meest voorkomende symptomen zijn corticale blindheid, encefalopathie, insulten, afasie, motorische uitval en psychiatrische symptomen. Symptomen ontstaan doorgaans kort na de ingreep en herstellen geleidelijk binnen enkele dagen. Door de toename in het aantal neuro- en cardiovasculaire interventies wordt dit klinische beeld steeds vaker gezien. Het herkennen ervan is derhalve zeer relevant.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(1):28–31)
Lees verderTNN - jaargang 119, nummer 5, oktober 2018
W.A.C. Palmbergen , dr. C. Verhamme , T.W.H. Alleman , E. Verstraete , dr. K. Jellema , dr. W.I.M. Verhagen , prof. dr. L.H. Visser , dr. G.C.W. de Ruiter , prof. dr. D. van de Beek , dr. R. Beekman , prof. dr. R.M.A. de Bie
Het carpaletunnelsyndroom komt veel voor. Er zijn veel kennislacunes rondom het carpaletunnelsyndroom. Het ontbreken van voldoende wetenschappelijke onderbouwing voor keuzes bij diagnostiek en behandeling zorgt voor praktijkvariatie en ondoelmatige zorg. Dit artikel biedt een overzicht van belangrijke kennislacunes rondom het carpaletunnelsyndroom waarbij de nadruk ligt op praktijk gerelateerde onderwerpen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(5):182–7)
TNN - jaargang 119, nummer 3, juni 2018
I.P. Miah , D.C. Holl , prof. dr. W.C. Peul , prof. dr. C.M.F. Dirven , van Kooten , dr. V. Volovici , drs. K.H. Kho , H.M. den Hertog , H.F. Lingsma , dr. R. Dammers , dr. N.A. van der Gaag , dr. K. Jellema , namens de Dutch Chronic Subdural Hematoma Research Group (DSHR)
TNN - jaargang 117, nummer 2, juni 2016
M.H. Schipper , dr. K. Jellema , dr. R.J. Schimsheimer , dr. R. Rijsman
Het obstructieve-slaapapneusyndroom (OSAS) wordt gekenmerkt door het optreden van herhaaldelijke respiratoire events tijdens de slaap. De diagnose en indeling zijn gebaseerd op basis van de apneu/hypopneu-index (AHI) en slaperigheid overdag. Er is een hoge prevalentie (50–72%) bekend van OSAS bij patiënten die een beroerte of TIA doormaakten. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat OSAS een onafhankelijke risicofactor is voor een herseninfarct. Er zijn aanwijzingen dat behandeling van OSAS leidt tot een verlaging van het risico op hart- en vaatziekten. OSAS is een behandelbare aandoening. Herkennen van de aandoening leidt tot optimalisatie van het cardiovasculaire risicoprofiel van patiënten.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(2):48–54)
Lees verderTNN - jaargang 116, nummer 3, september 2015
R.A. van der Kruijk , dr. K. Jellema , dr. G. Hageman , drs. H.P. Bienfait
De huidige richtlijn “Licht traumatisch hoofd/hersenletsel” maakt geen onderscheid tussen triviaal c.q. minor trauma en de overige traumata. In de praktijk blijkt dit tot overdiagnostiek te leiden. Op grond van het ongevalsmechanisme en de waargenomen letsels kan vaak worden gesteld dat het slechts om een triviaal trauma gaat. Voor patiënten uit deze categorie stellen wij een wijziging van de minor criteria voor. Met name de criteria “uitwendig letsel” en “val van elke hoogte” zouden afhankelijk kunnen worden gesteld van de ernst van het traumamechanisme. Verder wordt in de geldende richtlijn nog geen uitspraak gedaan over directe orale anticoagulentia en therapeutische heparines, clopidogrel, ticagrelor of combinaties van plaatjesremmers. Ons voorstel is om het gebruik van dit soort medicatie, net zoals nu voor conventionele antistolling geldt, als major criterium in het algoritme op te nemen. Verder observationeel onderzoek zal deze voorstellen moeten bekrachtigen/ onderbouwen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2105;116(3):154-158)
TNN - jaargang 116, nummer 2, juni 2015
drs. K.R.I.S. Dorresteijn , dr. I. Kuipers , dr. G. Ponjee , dr. K. Jellema
In medische tekstboeken en literatuur over traumatologie wordt er anekdotisch geschreven over het gebruik van het ‘halofenomeen’ ter diagnostiek van liquorlekkage. De test is gestoeld op de theorie dat bloed waarin liquor vermengd is, op een filtreerpapier diffundeert waarbij de liquor verder migreert. Hierdoor ontstaat een lichte ring om de bloedvlek. Onderzoek naar het optreden van dit fenomeen is nauwelijks verricht. Dit artikel toont eigen data in combinatie met resultaten van eerder verschenen literatuur. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het halofenomeen zowel onvoldoende sensitief als onvoldoende specifiek is en het gebruik van de test verwezen kan worden naar het rijk der obsolete methodieken.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2015;116(2):113-117)
To provide the best experiences, we and our partners use technologies like cookies to store and/or access device information. Consenting to these technologies will allow us and our partners to process personal data such as browsing behavior or unique IDs on this site and show (non-) personalized ads. Not consenting or withdrawing consent, may adversely affect certain features and functions.
Click below to consent to the above or make granular choices. Your choices will be applied to this site only. You can change your settings at any time, including withdrawing your consent, by using the toggles on the Cookie Policy, or by clicking on the manage consent button at the bottom of the screen.