TNN - jaargang 119, nummer 6, december 2018
dr. M. Beudel , D.L.M. Oterdoom , dr. M.E. van Egmond , prof. dr. T. van Laar , prof. dr. M.A.J. de Koning-Tijssen , prof. dr. J.M.C. van Dijk
Anno 2018 wordt diepehersenstimulatie (‘deep brain stimulation’; DBS) al meer dan 30 jaar toegepast. DBS wordt het meest toegepast bij patiënten met de ziekte van Parkinson, maar ook bij hyperkinetische bewegingsstoornissen, waaronder tremor en dysto-nie. Op het eerste gezicht lijkt het paradoxaal dat stimulatie van identieke hersenkernen bij de ene patiënt bradykinesie kan doen verminderen en bij de andere patiënt juist overtollige bewegingen doet afnemen. In de afgelopen jaren is door deze ogenschijnlijk paradoxale effecten van DBS de hypothese over hoe het netwerk van cortex en basale kernen functioneert veranderd. Er lijkt functioneel namelijk geen sprake te zijn van eenvoudige inhibitie of excitatie, zoals voorheen werd gedacht. Eerder lijkt het te gaan om selectieve modulatie van pathologische oscillerende hersenactiviteit. Door nieuwe beeldvormingsmodaliteiten kunnen wittestofbanen nu beter in beeld worden gebracht. Hierdoor is duidelijk geworden dat de daadwerkelijk gestimuleerde structuren bij DBS meer de wittestofbanen dan de hersenkernen zijn. Deze nieuwe inzichten in pathologische oscillaties en betrokken structuren geeft meer inzicht in de werking van DBS, of beter gezegd neuromodulatie. Door deze toename van kennis is het tevens mogelijk om de instellingen van DBS te optimaliseren en het indicatiegebied van DBS uit te breiden. In dit artikel worden deze nieuwe ontwikkelingen besproken met een vertaalslag naar de huidige klinische praktijk.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(6):207–14)
TNN - jaargang 117, nummer 4, december 2016
dr. G. Drost , dr. F. Lange , dr. H.L. Journee , E.B. Muskens , prof. dr. E.W. Hoving , prof. dr. A.R. Absalom , dr. M.H. Coppes , dr. J.M.A. Kuijlen , dr. J.D.M. Metzemaekers , dr. J.R. Jeltema , D.L.M. Oterdoom , dr. M. Wagemakers , prof. dr. J.M.C. van Dijk , prof. dr. R.J.M. Groen
Het Universitair Medisch Centrum Groningen is de pionier in Nederland op het gebied van intraoperatieve neurofysiologische monitoring (IONM) bij neurochirurgische ingrepen. Sinds vele jaren worden operaties bij brughoektumoren, hemifacialisspasme, intramedullaire tumoren en ‘tethered spinal cord’- syndromen uitgevoerd met IONM. Het is een complexe activiteit. De metingen vereisen technische expertise en de beoordeling is niet altijd eenduidig.
Nooit is onomstotelijk aangetoond dat de toepassing van IONM de kans op complicaties vermindert. Het is wel bekend dat bij spinale chirurgie IONM het optreden van schade goed kan voorspellen. De European Association of Neurosurgical Societies organiseerde in de zomer van 2015 een congres in Verona met IONM als centraal thema. Daar is onderstreept dat IONM voor sommige neurochirurgen een onmisbaar hulpmiddel is geworden bij diverse soorten operaties aan het centrale en perifere zenuwstelsel. In dit artikel wordt dieper ingegaan op dit gegeven. De verschillende technieken en toepassingen worden besproken, evenals de ervaringen binnen de Groninger neurochirurgie.
(Tijdsch Neurol Neurochir 2016;117(4):157-67)
Lees verderTNN - jaargang 116, nummer 3, september 2015
dr. M. ter Laan , prof. dr. J.M.C. van Dijk , dr. J.W.J. Elting , prof. dr. M.J. Staal
Cerebrale doorbloeding wordt gereguleerd door een complex systeem van mechanismen. Een van deze mechanismen is de sympathische innervatie van de cerebrale bloedvaten. Elders in het menselijk lichaam, onder meer ook in het brein, is verbeterde doorbloeding gerapporteerd onder invloed van elektrische stimulatie. Waarschijnlijk is dit sympathisch gemedieerd. Derhalve zou elektrische modulatie van de sympathische innervatie van de cerebrale vaten van invloed kunnen zijn op de cerebrale doorbloeding.
Elektrische stimulatie zou onder andere bij cerebrale vaatspasmen als gevolg van een subarachnoïdale bloeding van therapeutische waarde kunnen zijn. In dit artikel leveren we bewijs voor de rol van de sympathicus in de regulatie van cerebrale doorbloeding. Daarnaast presenteren we de resultaten van ons recente klinisch onderzoek op het gebied van elektrische stimulatie ter beïnvloeding van deze sympathische innervatie en de effecten hiervan op cerebrale doorbloeding bij patiënten met een subarachnoïdale bloeding.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2015;116(3):139-145)
TNN - jaargang 116, nummer 2, juni 2015
S. Immenga , dr. N.A. Bakker , dr. M. Wagemakers , prof. dr. J.M.C. van Dijk , dr. J.D.M. Metzemaekers
In dit artikel beschrijven wij onze ervaring met microvasculaire decompressie bij patiënten met trigeminus neuralgie met lange termijn follow-up. Doel van het retrospectieve onderzoek was het kwantificeren en analyseren van het behandelresultaat na een microvasculaire decompressie bij patiënten met trigeminus neuralgie die in de periode 1983–2008 geopereerd werden in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Alle primaire en secundaire microvasculaire decompressies uitgevoerd in de periode 1983–2008 werden geïncludeerd. Ter follow-up werden de patiënten telefonisch benaderd, waarbij gestandaardiseerd werd geïnformeerd naar het verloop van de pijnklachten postoperatief. Middels statusonderzoek en vervolgens een multivariate Cox regressieanalyse werden factoren onderzocht die mogelijk het succes van de operatie hebben beïnvloed. Na één jaar was 86,2% van de 294 primaire operaties succesvol; na 10 jaar was dit 68,3% en na 25 jaar 65,7%. Uit de multivariate Cox-regressieanalyse blijkt dat het succes direct postoperatief significant het succes op de lange termijn voorspelde. Voorgaande neurodestructieve ingrepen beïnvloeden de succeskans niet. De prevalentie van ernstige algemene complicaties na een craniotomie was <1%. De prevalentie van ernstige uitval van de nervus trigeminus was 2,4%. Er was geen mortaliteit in de serie. De resultaten van dit onderzoek bevestigen de effectiviteit van de microvasculaire decompressie op de lange termijn met daarbij een lage kans op complicaties. Deze resultaten onderbouwen het beleid van de afdeling neurochirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen om patiënten met primaire trigeminusneuralgie en weinig comorbiditeit primair een microvasculaire decompressie aan te bieden.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2015(2);116:79-86)
TNN - jaargang 113, nummer 5, oktober 2012
prof. dr. J.M.C. van Dijk
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij en onze partners technologieën zoals cookies om informatie over het apparaat op te slaan en/of te openen. Toestemming voor deze technologieën stelt ons en onze partners in staat om persoonlijke gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site te verwerken en om gepersonaliseerde en niet-gepersonalisserde advertenties te tonen. Indien u geen toestemming geeft of deze intrekt, kan dit invloed hebben op bepaalde functies.
Klik hieronder om in te stemmen met het bovenstaande of om specifieke keuzes te maken. Uw keuzes zullen alleen worden toegepast op deze site. U kunt uw instellingen te allen tijde wijzigen, inclusief het intrekken van uw toestemming, door gebruik te maken van de knoppen op het Cookiebeleid of door te klikken op de knop 'Toestemming beheren' onderaan het scherm.