Articles

GFAP-astrocytopathie: een nieuwe, behandelbare vorm van myelitis of meningo-encefalitis

TNN - jaargang 125, nummer 5, september 2024

I. Smets , drs. R.W. van Steenhoven , dr. S. Veenbergen , dr. J.M. de Vries , dr. M. Gardeniers , dr. M.J. Titulaer

SAMENVATTING

‘Glial fibrillary acidic protein’ (GFAP)-astrocytopathie is een zeldzame antilichaam-geassocieerde aandoening die voorkomt bij volwassenen en kinderen. De uitingen van deze aandoening zijn heterogeen, en omvatten het volledige spectrum van meningo-encefalomyelitis met of zonder papiloedeem. Niet zelden worden ook prodromale symptomen gezien. Heel typisch is de lineaire perivasculaire aankleuring op MRI van de hersenen. De diagnose kan worden gesteld door bepaling van anti-GFAP-anti-lichamen in hersenvocht. De meeste patiënten reageren goed op steroïden. In dit overzichtsartikel wordt een update gegeven van de literatuur en worden de casussen uit het Erasmus MC vergeleken met drie grote internationale cohorten.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(5):188–95)

Lees verder

Corticoïden voor neuritis optica: intraveneus of oraal?

TNN - jaargang 119, nummer 3, juni 2018

I. Smets

SAMENVATTING

Na de publicatie van een invloedrijke studie in 1992 werd het de gewoonte om hooggedoseerde intraveneuze corticosteroiden (CS) voor te schrijven indien patiënten zich presenteren met een neuritis optica.1 De meerwaarde van intraveneuze versus orale toediening wat betreft het bespoedigen van visusherstel is echter nog steeds niet duidelijk. Een beperkt aantal studies vergeleek reeds beide toedieningsvormen, maar methodologische gebreken en verschillen in bio-equivalentie tussen de oraal en intraveneus toegediende preparaten bemoeilijkten definitieve conclusies.2

Morrow et al. ontworpen een gerandomiseerde studie waarin patiënten met een unilaterale neuritis optica werden geincludeerd. Hun symptomen waren naar de mening van de behandelend arts voldoende invaliderend om therapie te verantwoorden. Ze onderzochten of een infusie met 1.000 mg intraveneuze CS dezelfde efficiëntie had als 1.250 mg orale CS wat betreft het herstel van de P100-latentie van de visueel geëvoceerde potentialen 1 en 6 maanden na randomisatie. In tweede instantie werden ook de gezichtsscherpte en het kleurenzicht beoordeeld via gestandaardiseerde schalen.

Na het laatste studiebezoek werd bij de 23 patiënten in de intraveneus behandelde groep en de 22 in de oraal behandelde groep geen significant verschil gevonden op geen van de evaluatiemomenten wat betreft verbetering van de P100-latentie, gezichtsscherpte en kleurenzicht. Het aantal gerapporteerde neveneffecten hield gelijke tred in beide groepen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(3):114-5)

Lees verder