Articles

Operatie voor hersenbloedingen: een doorbraak?

TNN - jaargang 125, nummer 6, oktober 2024

drs. N.H.C. Colmer , dr. F.H.B.M. Schreuder , drs. F.N.H. Wilting , drs. A. Wolsink , dr. H.B. Brouwers , prof. dr. D.W.J. Dippel , dr. W.M.T. Jolink , prof. dr. W.P. Vandertop , dr. M.J.H. Wermer , dr. H.D. Boogaarts , prof. dr. C.J.M. Klijn , dr. R. Dammers

SAMENVATTING

Patiënten met een intracerebrale bloeding hebben ten opzichte van patiënten met een herseninfarct een grotere kans op blijvende zorgafhankelijkheid en overlijden. De afgelopen jaren zijn er grote stappen gezet in de behandeling van patiënten met een herseninfarct, maar effectieve behandelmogelijkheden voor patiënten met een hersenbloeding zijn nog altijd beperkt. Recentelijk zijn de resultaten van twee gerandomiseerde klinische studies gepubliceerd. De ENRICH-studie (300 deelnemers) liet voor het eerst zien dat neurochirurgische evacuatie van het hematoom met een minimaal invasieve techniek de functionele uitkomst na een supratentoriële hersenbloeding verbetert, vooral bij patiënten met een lobaire bloeding. De SWITCH-trial (197 patiënten, vroegtijdig gestopt vanwege aflopen van de financiering) vond zwak bewijs dat een decompressieve craniëctomie superieur zou kunnen zijn ten opzichte van standaard medische behandeling voor patiënten met een bloeding in de basale kernen. Overleving is echter wel geassocieerd met een ernstige handicap in beide groepen. Deze studies leveren nog onvoldoende bewijs voor de effectiviteit van chirurgische behandeling. Daarnaast blijven nog veel vragen onbeantwoord, waaronder de optimale operatietechniek, het optimale tijdstip van opereren en welke patiënten baat hebben bij een operatie en welke juist niet. Het is daarom belangrijk dat er meer informatie beschikbaar komt. Gegevens uit ten minste zes gerandomiseerde studies zullen de komende jaren nog volgen. Een van deze studies is de Dutch Intracerebral Haemorrhage Surgery Trial (DIST) die in Nederland wordt uitgevoerd in tien neurochirurgische centra, in samenwerking met verwijzende ziekenhuizen uit de regio van deze centra. Het is van groot belang dat de DIST en de andere lopende studies worden afgerond om antwoorden te krijgen op de nog openstaande vragen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(6):247-55)

Lees verder

Intracerebrale bloedingen en orale anticoagulantia

TNN - jaargang 124, nummer 6, oktober 2023

dr. N.A. Hilkens , dr. A.M. Tuladhar , dr. J. Leentjens , prof. dr. C.J.M. Klijn , dr. F.H.B.M. Schreuder

SAMENVATTING

Jaarlijks maken ruim 6.000 patiënten in Nederland een intracerebrale bloeding door. Een kwart van deze patiënten gebruikt orale anticoagulantia (OAC) op het moment dat de bloeding optreedt. Het risico op een intracerebrale bloeding is ongeveer 2 keer zo hoog bij het gebruik van vitamine K-antagonisten in vergelijking met directe OAC. In de acute fase van een intracerebrale bloeding moeten OAC worden gecoupeerd. De keuze van het middel waarmee gecoupeerd wordt is afhankelijk van het type OAC, maar het wetenschappelijke bewijs voor de optimale strategie is beperkt. Patiënten die een intracerebrale bloeding overleven hebben zowel een hoog risico op een nieuwe hersenbloeding als op een herseninfarct en andere vasculaire complicaties. In 2 kleine fase II-studies is het herstarten van OAC na een intracerebrale bloeding onderzocht. Deze studies lieten zien dat herstart van OAC veilig was, maar er kon geen uitspraak worden gedaan over de effectiviteit. Grotere klinische trials zijn nodig om een definitief antwoord te geven op de vraag bij wie OAC het beste herstart kunnen worden en bij wie dit juist moet worden vermeden. Tot die tijd moet voor iedere patiënt een individuele afweging worden gemaakt. Hierbij moet in elk geval de locatie van de hersenbloeding, de aanwezigheid van hemorragische radiologische markers, de indicatie voor OAC en de CHA2DS2-VASc-score worden meegenomen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(6):235–42)

Lees verder

Uw diagnose?

TNN - jaargang 120, nummer 5, oktober 2019

drs. H.M. Cockx , dr. F.J.A. Meijer , dr. F.H.B.M. Schreuder

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(5):198–200)

Lees verder