TNN - jaargang 122, nummer 7, november 2021
dr. F. Dijkstra , prof. dr. D. Crosiers
Diepe hersenstimulatie (DBS) van de nucleus subthalamicus (STN) is een toegepaste tweedelijnstherapie bij patiënten met een gevorderd stadium van de ziekte van Parkinson.1,2 Van de resultaten op lange termijn (>15 jaar) is echter weinig bekend. Gezien de toenemende levensverwachting en noodzaak van periodieke batterijvervangingen, is het voor patiënten relevant om te weten wat ze op de lange termijn kunnen verwachten.
Bove et al. voerden een retrospectieve studie uit bij 51 patiënten.3 De primaire uitkomstmaat was verandering in de score op de ‘Movement Disorder Society-unified Parkinson’s disease rating scale’ (MDS-UPDRS) deel 4 (motorische complicaties) na >15 jaar, in vergelijking met de evaluatie voorafgaand aan de ingreep. De secundaire uitkomstmaten waren veranderingen in de score op de MDS-UPDRS deel 3 (motorische score), levodopa-equivalente dagelijkse dosis (LEDD) en stimulatieparameters. De kwaliteit van leven werd geëvalueerd met de ‘Parkinson’s disease quality of life questionnaire’ (PDQL) met 4 domeinen: parkinsonismesymptomen, systemische symptomen, emotionele symptomen en sociale aspecten. Ook werden complicaties onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat STN-DBS na >15 jaar effectief was in het verminderen van dyskinesiëen (-78,7%) en off-periodes (-58,7%). De PDQL bleef na >15 jaar met 13,8% verbeterd (verbetering op het emotionele en sociale domein, zonder significant verschil op het parkinsonisme- en systemische domein). Er was een toename van de score op de MDS-UPDRS deel 3. De LEDD nam af met 73,4% postoperatief en bleef verminderd, met na >15 jaar 50,6%. Bij het merendeel van de patiënten werd een monopolaire stimulatie gebruikt. Vanaf een jaar na de ingreep werden geen significante aanpassingen in de stimulatie-amplitude of de pulsbreedte meer gedaan. Wel was er een significante reductie in stimulatiefrequentie. Als nevenwerkingen werden enkele operatieve, stimulator- en stimulatie-gerelateerde complicaties gedocumenteerd.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(7):354-5)
Lees verderTNN - jaargang 120, nummer 2, april 2019
prof. dr. D. Crosiers
De ziekte van Huntington (HD) is een neurodegeneratieve aandoening die autosomaal-dominant overerft. Klinisch wordt HD gekenmerkt door bewegingsstoornissen, psychiatrische problematiek en cognitieve problemen. De genetische oorzaak van deze aandoening berust op een verhoogd aantal CAG-repeats in exon 1 van het huntingtine (HTT)-gen. De aanvangsleeftijd ligt doorgaans tussen 30–50 jaar (‘common-onset’ HD). Bij een subgroep van de HD-patiënten begint de ziekte echter op een latere leeftijd (ouder dan 59 jaar, ‘late-onset’ HD).
In deze studie maakten de onderzoekers gebruik van de gegevens van de European Huntington’s Disease Network (EHDN) REGISTRY.1,2 Nagegaan werd of de klinische symptomen van ‘late-onset’ HD verschillend zijn van het fenotype van ‘common-onset’ HD.3 Van de 6.007 HD-patiënten die beschikbaar waren voor analyse, hadden 687 patiënten (11,4%) een aanvangsleeftijd ouder dan 59 jaar, terwijl er 3.216 patiënten met ‘common-onset’ HD (53,5%) werden geteld. Gang- en evenwichtsstoornissen werden vaker vastgesteld als initiële symptomen bij ‘late-onset’ HD (p<0,001). Motorische en cognitieve symptomen werden gemeten met de motorische subschaal van de Unified Huntington’s Disease Rating Scale en met behulp van een neuropsychologische testbatterij (onder andere verbale ‘fluency’, Stroop-test en Symbol Digit Modality-test). Bij patiënten met ‘late-onset’ HD was de ernst van de motorische en cognitieve symptomen significant meer uitgesproken. De progressie van motorische symptomen was echter trager dan bij patiënten met ‘common-onset’ HD. De ernst van de angst- en depressieve symptomen (gemeten met de Hospital Anxiety and Depression Scale) was niet significant verschillend tussen beide groepen. Bij patiënten met ‘late-onset’ HD werd echter een toegenomen prikkelbaarheid (Snaith’s Irritability Scale) vastgesteld. Op moleculair-genetisch vlak was het gemiddelde aantal CAG-repeats lager bij de ‘late-onset’-dan bij de ‘common-onset’-groep (40,8 ± 1,6 versus 44,4 ± 2,8). CAG-repeatexpansies met gereduceerde penetrantie (36–39 repeats) werden bovendien vaker vastgesteld bij patiënten met ‘late-onset’ HD (13,8% versus 0,02%). Een positieve familieanamnese voor HD kwam voor bij 76,1% van de ‘late-onset’- en bij 94,6% van de ‘common-onset’-patiënten.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHR 2019;120(2):80-1)
TNN - jaargang 119, nummer 6, december 2018
prof. dr. D. Crosiers
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(6):206)
Lees verderOm de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij en onze partners technologieën zoals cookies om informatie over het apparaat op te slaan en/of te openen. Toestemming voor deze technologieën stelt ons en onze partners in staat om persoonlijke gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site te verwerken en om gepersonaliseerde en niet-gepersonalisserde advertenties te tonen. Indien u geen toestemming geeft of deze intrekt, kan dit invloed hebben op bepaalde functies.
Klik hieronder om in te stemmen met het bovenstaande of om specifieke keuzes te maken. Uw keuzes zullen alleen worden toegepast op deze site. U kunt uw instellingen te allen tijde wijzigen, inclusief het intrekken van uw toestemming, door gebruik te maken van de knoppen op het Cookiebeleid of door te klikken op de knop 'Toestemming beheren' onderaan het scherm.