Articles

Overleving bij patiënten met een glioblastoom: de resultaten in Tilburg

TNN - jaargang 115, nummer 4, december 2014

M. Stuivenvolt , dr. L.V. Beerepoot , prof. S. Leenstra , dr. C.C. Tijssen

Samenvatting

Het doel van deze studie was het bepalen van de overleving bij patiënten met een glioblastoma multiforme in Tilburg na chemoradiatie volgens het Stupp-protocol. De studie werd retrospectief opgezet. Patiënten, waarbij tussen 1 januari 2009 en 31 december 2011 de diagnose glioblastoma multiforme werd gesteld, werden geïncludeerd. De behandeling bestond uit operatie gevolgd door chemoradiatie en zes aanvullende temozolomidekuren volgens het Stupp-protocol. Als modificatie hierop werd bij een aanhoudende respons de behandeling gecontinueerd tot maximaal twaalf kuren. De follow-up was tot 1 augustus 2013. De totale en de progressievrije overleving werden berekend. In totaal werd bij 266 patiënten de diagnose glioblastoma multiforme gesteld, waarvan 147 patiënten (55%) werden behandeld volgens het Stupp-protocol. Patiënten in een te slechte klinische conditie of progressie na operatie ondergingen deze behandeling niet. Aan het eind van de follow-up was 68% van de 147 geïncludeerde patiënten overleden. De mediane overleving bedroeg 16,6 maanden. De 2-jaars en 4-jaars overleving was 31,3% respectievelijk 9,0%. De mediane progressievrije overleving bedroeg 9,9 maanden en de 2-jaars en 4-jaars progressievrije overleving 11,9% en 6,0%. Patiënten die zes aanvullende temozolomidekuren kregen, hadden een significant betere overleving dan patiënten die minder dan zes kuren kregen. Het geven van meer dan zes kuren gaf geen significante verbetering van de overleving. Twee procent van de patiënten moest voortijdig stoppen door optreden van onoverkomelijke bijwerkingen. De behandeling van patiënten met een glioblastoma multiforme volgens het Stupp-protocol geeft een significante verbetering van de overleving ten opzichte van patiënten die alleen met radiotherapie worden behandeld. Ruim de helft van de patiënten met een glioblastoom komt in aanmerking voor deze behandeling. De resultaten in Tilburg komen overeen met de resultaten in de Stupp-studie, waarin een vergelijkbare patiëntenpopulatie werd onderzocht. Behandeling met meer dan zes temozolomidekuren leidde in onze studie niet tot een significante verbetering van de overleving na drie jaar.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:189-95)

Lees verder

Hiv en beroerte

TNN - jaargang 113, nummer 2, april 2012

dr. N.E. Synhaeve , P.L.M. de Kort , M. van Kasteren , dr. C.C. Tijssen

Samenvatting

Bij patiënten met hiv blijkt het risico op een beroerte verhoogd te zijn. In de literatuur worden een aantal factoren genoemd die hierbij een rol spelen. In ontwikkelingslanden spelen, naast een vasculopathie door opportunistische infecties of door infectie van de vaten door het hiv-virus, waarschijnlijk stoornissen in de stolling en cardiale problematiek een rol. In de westerse wereld daarentegen komen aanwijzingen naar voren dat antiretrovirale therapie een rol speelt. Weliswaar is antiretrovirale therapie zeer effectief gebleken in het bereiken van een betere immuunstatus en het onderdrukken van de virusreplicatie, maar deze behandeling lijkt geassocieerd met een toegenomen cardiovasculair risico, hetgeen juist door de langere overleving van hiv-patiënten steeds relevanter is geworden. Bij de behandeling van een beroerte bij een hiv-patiënt dienen opportunistische infecties op passende wijze te worden behandeld, evenals de hiv-infectie zelf. Daarnaast is de behandeling vooralsnog vergelijkbaar met patiënten zonder hiv-infectie, inclusief de gebruikelijke secundaire preventie.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:52-7)

Lees verder