Aanhoudend verminderde ziekteactiviteit door frexalimab bij ‘relapsing’ MS

september 2024 ECTRIMS 2024 Van de redactie

Ook na 72 weken leidt behandeling met frexalimab tot een aanhoudend verminderde ziekteactiviteit bij patiënten met ‘relapsing’ multiple sclerose. Tijdens ECTRIMS 2024 presenteerde Gavin Giovannoni (Queen Mary University of London, Verenigd Koninkrijk) de resultaten van een ‘open-label’-extensiestudie die volgde op een fase II-studie naar frexalimab. Het aantal gadolinium-positieve laesies en het aantal nieuwe of groter wordende T2-laesies waren laag en het volume van T2-laesies bleef stabiel na de follow-upperiode van 72 weken.

De CD40/CD40L-‘pathway’ is betrokken bij de pathogenese van multiple sclerose (MS). In een kleine fase I-studie, meer dan 20 jaar geleden, werd een monoklonaal anti-CD40L-antilichaam van de eerste generatie onderzocht bij patiënten met MS. Deze studie werd echter stopgezet wegens het optreden van trombotische complicaties, die gerelateerd waren aan een probleem met de Fc-receptor van het antilichaam. Dat probleem is inmiddels verholpen. Frexalimab, een monoklonaal anti-CD40L-antilichaam van de tweede generatie, is in een fase 2-studie onderzocht voor de behandeling van ‘relapsing’ MS. Een eerder gepubliceerde analyse van de dubbelblinde fase van deze studie liet een reductie van 89% zien in het optreden van nieuwe gadolinium-positieve T1-laesies ten opzichte van placebo na 12 weken.1 Het doel van de huidige analyse was het rapporteren van de werkzaamheid en het veiligheidsprofiel van frexalimab na 72 weken in de ‘open-label’-extensiestudie die volgde op deze fase II-studie.2

Studieopzet

De studie bestond uit een dubbelblinde fase van 12 weken, waarin patiënten gerandomiseerd werden tussen frexalimab 1.200 mg intraveneus elke 4 weken, frexalimab 300 mg subcutaan elke 2 weken, of placebo. In totaal werden 129 patiënten gerandomiseerd, van wie 125 (97%) de dubbelblinde fase voltooiden. Deze 125 patiënten namen deel aan de ‘open-label’-extensiestudie, waarin zij behandeld werden met frexalimab 1.200 mg of 300 mg. Van deze 125 patiënten voltooiden 111 patiënten (86%) de extensiestudie. De belangrijkste uitkomstmaten van de studie betroffen aantal gadolinium-positieve T1-laesies, het optreden van nieuwe of groter wordende T2-laesies, het jaarlijks relapspercentage (‘annualised relapse rate’, ARR) en de score op de ‘Expanded Disability Status Scale’ (EDSS). Tevens werd het veiligheidsprofiel van frexalimab bepaald.

Resultaten

Het gemiddelde aantal gadolinium-positieve T1-laesies na 72 weken was laag. Dit gold voor zowel patiënten die na week 12 overstapten van placebo naar frexalimab (0,2 voor de 300 mg-groep en 0,0 voor de 1.200 mg-groep) als patiënten die de behandeling met frexalimab voortzetten (0,4 voor de 300 mg-groep en 0,1 voor de 1.200 mg-groep). Voor het optreden van nieuwe of groter wordende T2-laesies werden vergelijkbare resultaten gezien. Het gemiddelde aantal nieuwe of groter wordende T2-laesies per maand was 0,2 voor patiënten die overgestapt waren van placebo naar frexalimab 300 mg, 0,1 voor patiënten die overgestapt waren van placebo naar frexalimab 1.200 mg, 0,4 voor patiënten die de behandeling met frexalimab 300 mg voortzetten en 0,1 voor patiënten die de behandeling met frexalimab 1.200 mg voortzetten. Het volume van T2-laesies nam eveneens af voor alle patiënten. Alleen bij patiënten die de behandeling met frexalimab 1.200 mg voortzetten, daalde het volume van T2-laesies tot onder de uitgangswaarde.

Het jaarlijks relapspercentage was laag in de groep patiënten die de hoge dosis frexalimab ontvingen (aangepaste ARR [95%-BI]: 0,07 [0,03-0,20]). Het grootste deel van de patiënten (94%) ontwikkelde geen relaps vanaf het begin van de studie tot week 72. De EDSS-score bleef stabiel tot week 72 (met een gemiddelde score gedurende de studieperiode van ongeveer 2,5) en ook het lymfocytengetal en de IgG- en IgM-concentraties bleven stabiel.

Er werden geen nieuwe ongewenste voorvallen gerapporteerd. In de groep die frexalimab 300 mg ontving, rapporteerde 4% van de patiënten ernstige ongewenste voorvallen tegenover 8% van de patiënten in de groep die 1.200 mg ontving. De meest voorkomende ongewenste voorvallen waren nasofaryngitis (13%), COVID-19 (12%) en hoofdpijn (11%).

Conclusie

Een behandeling met frexalimab liet ook in de ‘open-label’-extensiestudie een aanhoudend verminderde ziekteactiviteit zien bij patiënten met ‘relapsing’ MS. Klinische uitkomsten bleven stabiel tot het einde van de follow-upperiode van 72 weken en het jaarlijkse relapspercentage was laag. Frexalimab had daarbij een hanteerbaar veiligheidsprofiel. Deze resultaten versterken de rationale voor behandelingen gericht tegen CD40L bij MS en ondersteunen verder onderzoek naar frexalimab in fase III-studies.

Referenties

  1. Vermersch P, Granziera C, Mao-Draayer Y, et al. Inhibition of CD40L with frexalimab in multiple sclerosis. N Engl J Med 2024;390:589-600.
  2. Giovannoni G, Granziera C, Mao-Draayer Y, et al. Safety and efficacy of frexalimab in the treatment of relapsing multiple sclerosis: 18-month results from the phase 2 open-label extension. Gepresenteerd tijdens ECTRIMS 2024; abstract 242/O066.

Tekst: Bianca Hagenaars