Verschillen in incidentie van het aantal beroertes bij jongvolwassen mensen wereldwijd kunnen verklaard worden door etnische, raciale en regionale verschillen als het gaat om risicofactoren voor ischemische beroerte op jongere leeftijd. Dit blijkt uit een meta-analyse van onder meer het Radboudumc, met gepoolde individuele patiëntgegevens van 32 cohortstudies uit 29 landen met patiënten in de leeftijd tussen 18 en 50 jaar.
Het aantal ischemische beroertes onder jongvolwassenen neemt toe. Daarbij bestaan grote regionale verschillen in incidentie. Waar het in Europa een incidentie betreft van circa 7 per 100.000 persoonsjaren is dat in Afrika meer dan 100 per 100.000 persoonsjaren. Ook binnen een regio kunnen de verschillen groot zijn, zoals in de Verenigde Staten waar de incidentie onder latino’s en zwarte Amerikanen 50% hoger is dan bij mensen van Europese afkomst. Om verschillen in kaart te brengen werd het ‘Global Outcome Assessment Life-long after stroke in young adults’ (GOAL) initiatief opgezet, waarbij gegevens van maar liefst 17.663 individuele jonge patiënten uit zeer diverse cohorten werd verzameld. In de studie van Jacob en collega’s werd specifiek gekeken naar de prevalentie van bekende risicofactoren en de 3-maands mortaliteit.
De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 40,8 jaar. Bij 74% was sprake van de aanwezigheid van ten minste 1 risicofactor. Bij 41% betrof dit 2 of meer risicofactoren. De meest voorkomende risicofactoren die de onderzoekers vonden waren roken (49%), gevolgd door hypertensie (37%) en dyslipidemie (32%). Bij de patiënten van 30 jaar of jonger had 50% ten minste 1 vasculaire risicofactor. Bij zwarte en Aziatische mensen was het percentage met ≥2 risicofactoren het hoogst met respectievelijk 52% en 47%. Patiënten in de regio’s Azië, Noord-Amerika en Oceanië vertoonden de meeste vasculaire risicofactoren vaker vergeleken met patiënten in Europa. Met name obesitas kwam er vaker voor. De meeste van de vasculaire risicofactoren kwamen vaker voor in hogelonenlanden in vergelijking met lage- en middenlonenlanden, in het bijzonder dyslipidemie (34% versus 22%).
De directe oorzaak van de beroerte was atherosclerose van de grote vaten bij 17% van de patiënten in de studie, ziekte van de kleine hersenvaten bij 15%, cardiale emboliebron bij 19%, andere vastgestelde etiologie bij 23% en onbekende etiologie bij 27%. De onderzoekers zagen onder meer dat bij Aziaten sprake was van een prevalentie van atherosclerose van de grote vaten die 3 maal hoger was dan bij andere etnische en raciale groepen. Ook ziekte van de kleine hersenvaten werd het meest gezien bij Aziaten. Een cardio-embolische oorzaak kwam het meest voor bij witte mensen, terwijl onbekende etiologie het vaakst voorkwam bij zwarte mensen. Atherosclerose van de grote vaten kwam in hogelonenlanden tweemaal zo vaak voor als in lage- en middenlonenlanden.
Patiënten met een Latijns-Amerikaanse afkomst hadden een hoger mortaliteitsrisico dan witte en Aziatische mensen. In lage- en middenlonenlanden was sprake van een groter risico op overlijden. Van de overleden patiënten had 40% een beroerte met onbekende etiologie.
De onderzoekers laten in deze studie zien dat er grote verschillen bestaan tussen etnische en raciale groepen en geografische regio’s in zowel risicofactoren voor ischemische beroerte bij jongere mensen als in de directe oorzaken. Deze kennis kan helpen om regiospecifiek preventiebeleid te ontwikkelen.
Referentie