Fysieke training kan de cognitieve functie van MS-patiënten positief beïnvloeden. Dit verband is echter vooral gebaseerd op onderzoek bij relapsing MS-patiënten. Dr. Brian Sandroff (Kessler Foundation West Orange, Verenigde Staten) analyseerde patiënten met progressieve MS voorafgaand aan de CogEx-studie. Bij die patiënten werd geen verband gevonden tussen cardiorespiratoire conditie, dagelijkse fysieke activiteit en cognitie.
Progressieve MS wordt gekenmerkt door neurodegeneratie. Cognitieve stoornis is een veelvoorkomend gevolg van progressieve MS, dat een enorme impact heeft op de kwaliteit van leven van mensen en dat moeilijk te behandelen is met behulp van medicatie. Om die reden is er extra aandacht voor andere opties om cognitieve stoornis te behandelen. Op basis van positieve resultaten bij zowel relapsing-remitting MS-patiënten als bij ouderen worden fysieke inspanningsoefeningen beschouwd als zijnde een positieve invloed op de cognitie. Bij progressieve MS zijn daar echter nauwelijks data van beschikbaar.
De CogEx-studie is een gerandomiseerde klinische studie waarbij het effect op cognitie wordt onderzocht van verschillende interventies met fysieke training bij mensen met progressieve MS en cognitieve problemen. Om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen de cognitie en fysieke training werden de uitgangswaarden van de CogEx-studie reeds geanalyseerd. Als surrogaatmarkers voor fysieke inspanningsoefeningen werd gekozen voor twee componenten. Enerzijds cardiorespiratoire conditie, die werd gemeten met behulp van cardiopulmonaire training op een stepmachine. De uitkomstmaten daarbij waren piek zuurstofconsumptie en piek inspanning. De andere component was fysieke activiteit in het dagelijks leven. Deze werd gemeten met een accelerometer die de mensen voor een periode van een week gebruikten. Bij niet-progressieve MS-populaties hebben cardiorespiratoire conditie en fysieke activiteit en cognitie een verband laten zien met cognitie. Het voordeel van het gebruiken van de twee surrogaatmarkers is dat het mogelijk is om te onderzoeken waar de focus van de trainingsactiviteiten zou moeten liggen: bij het verbeteren van de conditie of op het verhogen van de fysieke activiteit.
De hypothese in de analyse van de uitgangswaarden van de CogEx-studie was: een hogere cardiorespiratoire conditie en meer (matig tot intensieve) fysieke activiteit in het dagelijks leven is geassocieerd met betere cognitieve prestaties. De geanalyseerde populatie bestond uit 240 mensen uit 11 landen met progressieve MS (27% primair, 73% secundair), met een leeftijd tussen 25 en 65 jaar, een EDSS-score 6 of lager en in staat on minimaal 15 minuten aeroob te trainen en rek- en balansoefeningen uit te voeren. Bovendien moesten zij cognitief aangedaan zijn (SDMT ≤ -1,282 SD). Cognitieve prestaties werden gemeten met de BICAMS neuropsychologische testbatterij bestaande uit SDMT (‘Symbol Digit Modalities Test’), CVLT-II (‘California Verbal Learning Test-II’) en BVMT-R (‘Brief Visuospatial Memory Test-Revised’). Primaire uitkomsten waren de landspecifieke z-scores gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht en opleiding.
Er werd geen verband gevonden tussen de twee onderzochte aspecten van fysieke training en de verschillende componenten van cognitie (zie Tabel). De resultaten waren derhalve niet in overeenstemming met de originele hypothese.
Correlaties fysieke uitkomstmaten met cognitieparameters | ||||
Variabele | Piek zuurstof-opname | Piek inspanning | Dagelijkse fysieke activiteit (min/dag) | Dagelijkse activiteit (%) |
SDMT-z | -0,01 | -0,04 | 0,06 | 0,05 |
CVLT-II-z | 0,05 | 0,05 | -0,05 | -0,07 |
BVMT-R-z | -0,14 | -0,14 | 0,01 | 0,01 |
Voor relapsing-MS is het verband tussen inspanningstraining en cognitie duidelijk aangetoond. De onderzoekers in deze studie met progressieve MS speculeren dat cardiorespiratoire conditie en fysieke dagelijkse activiteit mogelijk geen goede surrogaatmarkers zijn voor fysieke inspanningstraining en dat het dus belangrijk is of er mogelijke andere werkingsmechanismen een rol spelen bij de positieve cognitieve effecten van inspanningstraining die los staan van de cardiorespiratoire conditie en de bewegingen die patiënten in het dagelijks leven maken. Een andere mogelijkheid volgens de onderzoekers is dat de beperkende criteria voor inclusie/exclusie in de CogEx-studie een rol spelen in de afwezigheid van een verband in deze analyse.
Ondanks dat er hier geen verbanden werden gevonden bij aanvang van de studie zijn cardiorespiratoire conditie en fysieke activiteit belangrijke manipulatiechecks bij het bepalen van het succes van de CogEx studie.
Referentie
Sandroff BM, Motl RW, Amato MP. Cardiorespiratory fitness and free-living physical activity are not associated with cognition in persons with progressive multiple sclerosis: baseline analyses from the COGEX study. Gepresenteerd tijdens ECTRIMS 2021; abstract 144.