Dierproeven, ze blijven een punt van maatschappelijke en politieke discussie. Toch kunnen we er vooralsnog niet buiten, pleiten wetenschappers. Onlangs schreven 70 gerenommeerde internationale hersenonderzoekers een open brief waarin gewaarschuwd dat de ontwikkeling van behandelingen tegen ziektes als Alzheimer, Parkinson en epilepsie in het gevaar komt als proefdieronderzoek wordt ingeperkt. Onder de opstellers van de brief bevinden zich ook Nederlandse wetenschappers, onder meer uit Nijmegen en Groningen. De brief is in augustus gepubliceerd in wetenschappelijk vaktijdschrift Neuron.
Geschat wordt dat ongeveer 170 miljoen Europeanen aan een of meer hersenaandoeningen lijdt. Die kunnen variëren van autisme tot ADHD, maar ook neurodegeneratieve aandoeningen als Alzheimer en Parkinson, en zelfs hersentumoren. Vaak gaat het om aandoeningen met een grote impact op de patienten en hun directe omgeving, die sterk invaliderend kunnen zijn en niet zelden dodelijk. Voeg daarbij het feit dat voor veel van deze ziekten geen genezing mogelijk is, en het is duidelijk: het is van groot belang dat er onderzoek naar oorzaak en behandeling van deze ziekten wordt gedaan.
Veel van dat onderzoek kan gedaan worden aan de hand van laboratoriumtesten, hersenscans of biopten, maar soms is ook proefdieronderzoek noodzakelijk, stellen de briefschrijvers. Zij vrezen dat het beperken van de mogelijkheid tot dierproeven de ontwikkeling van nieuwe behandelingen tegen neurologische aandoeningen in gevaar brengt.
Het opzetten en financieren van wetenschappelijk onderzoek is een ingewikkeld proces dat aan heel veel regels moet voldoen. Simpel gesteld: een wetenschapper kan niet zomaar beginnen iets te onderzoeken. Verwacht wordt dat van tevoren allerlei details gegeven worden aan de opzet van de studie, het verwachte verloop en geplande experimenten. Voortschrijdend inzicht speelt daarbij een ondergeschikte rol: stel dat wetenschappers tijdens het onderzoek interessante bevindingen doen, dan betekent dat niet dat ze die dan spontaan meteen ook kunnen onderzoeken. Daar is nieuw onderzoek voor nodig, met daaraan voorafgaand een nieuwe toestemmings- en financieringsronde.
Volgens de 70 briefschrijvers is de manier waarop onderzoek in Europa wordt opgezet en gefinancierd te rigide geworden en kunnen tijdens experimenten lang niet altijd de beste keuzes gemaakt worden. Soms kan het gebeuren dat nog voordat een onderzoek afgesloten wordt de resultaten al achterhaald zijn geraakt door andere ontwikkelingen, waar dan niet op ingespeeld kan worden. De briefschrijvers beseffen dat proefdieronderzoek vanzelfsprekend gepaard gaat met strenge regelgeving om het welzijn van de dieren te beschermen, maar door de bijbehorende, toenemende administratieve lasten kunnen studies vertraging oplopen of zelfs stilvallen.
Niet alleen bestaat daardoor het risico dat onderzoek naar behandelingen van allerlei hersenaandoeningen vertraagt of stilvalt, maar het gevaar is ook aanwezig dat proefdieronderzoek zich verplaatst naar landen buiten de EU waar dierenwelzijn er minder toe doet. NeDe neurowetenschappers doen met hun publicatie de oproep de langetermijngevolgen van deze toenemende administratieve beperkingen rondom wetenschappelijk onderzoek in de gaten te houden.
In Nederland streeft men ernaar om zo dierproefvrij mogelijk onderzoek te doen, volgens het principe van de 3 V’s (vervanging, vermindering en verfijning). Zo wordt er steeds meer gebruik gemaakt van gekweekte mini-organen in plaats van dieren. Uitgerekend bij hersenonderzoek zijn die echter minder nuttig: hersenziekten zijn aandoeningen die de interactie met de omgeving beïnvloeden en gedrag veranderen. Gedrag zal dus geobserveerd moeten worden, en met een gekweekt mini-brein is dat onmogelijk. Ook computersystemen kunnen proefdieronderzoek ondersteunen, maar niet vervangen. Er is nog weinig bekend over het brein om een computersysteem te bouwen dat de hersenen betrouwbaar kan nabootsen. Dit maakt dat hersenonderzoek een vakgebied blijft waar proefdiervrij onderzoek lang niet altijd mogelijk is.
Zonder proefdieronderzoek is het niet mogelijk om de mechanismes achter hersenaandoeningen te doorgronden, stellen de briefschrijvers. Proefdieronderzoek levert kennis op over de onderliggende werking van de hersenen: wat gebeurt er in het brein als een bepaalde behandeling wordt toegepast? Die kennis is onontbeerlijk bij het vaststellen welke cellen en stoffen betrokken zijn bij reacties op medicijnen. Alleen zo komen wetenschappers meer aan de weet over ongeneeslijke en vaak ondoorgrondelijke hersenaandoeningen.
Referentie