Spinale musculaire atrofie (SMA) type 1 is een zeldzame, progressieve neuromusculaire ziekte die zich kort na de geboorte openbaart.1 Nog voor de baby 3 maanden oud is, verschijnen symptomen als slap aanvoelen, niet leren omrollen, zelfstandig zitten of het hoofd optillen. Deze verstoring in het motorische functioneren wordt veroorzaakt door te lage niveaus van het functioneel ‘survival of motor neuron’-eiwit (SMN-eiwit) welke wordt geproduceerd door de SMN1- en SMN2-genen.2 Voor de behandeling van SMA type 1 is een nieuwe therapie ontwikkeld: risdiplam, een klein molecuul dat oraal wordt toegediend. Risdiplam past pre-messenger SMN2 RNA-splicing aan en verhoogt hiermee het niveau van het functionele SMN-eiwit.
Onlangs zijn de eerste resultaten gepubliceerd in ‘the New England Journal of Medicine’ van de open-label fase I/IIb-studie waarin het bijwerkingenprofiel en farmacokinetiek van risdiplam werd onderzocht.2 De studie includeerde 21 baby’s tussen 1 en 7 maanden oud met SMA type 1. Hierbij ontvingen 4 patiënten een lage dosis risdiplam met een finale dosis van 0,08 mg/kg lichaamsgewicht/dag op maand 12. De andere 17 baby’s werd behandeld met een hoge dosis van 0,2 mg risdiplam/kg lichaamsgewicht/dag als finale dosis op 12 maanden.
De baseline-concentraties van het SMN-eiwit in het bloed bedroegen 1,31 ng/ml bij het cohort dat een lage dosis ontving en 2,54 ng/ml bij het cohort dat een hoge dosis risdiplam ontving. Na 12 maanden waren deze SMN-concentraties mediaan 2 tot 3 keer zo hoog geworden. Bij de baby’s die een lage dosis risdiplam ontvingen, nam de concentratie toe tot 3,05 ng/ml bloed. Bij baby’s die de hoge dosis ontvingen, steeg deze concentratie naar 5,66 ng/ml. Verder waren 7 deelnemers die de hoge dosis ontvingen in staat om minstens 5 seconden te zitten zonder ondersteuning. Geen van de deelnemers die de lage dosis ontving was dit gelukt.
Sommige van de met risdiplam behandelde SMA-baby’s ervoeren wel een ernstige bijwerking zoals een longontsteking, luchtweginfectie of acuut respiratoir falen. Tegen de tijd van publicatie waren vier baby’s overleden aan respiratoire complicaties.
Concluderend stellen de onderzoekers dat een behandeling met risdiplam ervoor zorgde dat de concentratie SMN-eiwit in het bloed toenam. Een deel van de baby’s die een hoge dosis risdiplam ontvingen (0,2 mg/kg/dag) bleek daarnaast in staat om enige tijd zonder begeleiding te kunnen zitten, wat eerder niet mogelijk was. Er is daarom besloten om de hogere dosis risdiplam verder te onderzoeken in toekomstige studies met baby’s met SMA type 1.
Referenties
Lees meer
Over een andere nieuwe behandeling voor SMA type 1: de gentherapie onasemnogene abeparvovec.