
Mensen die last hebben van subklinisch atriumfibrilleren (AF), een hartritmestoornis zonder duidelijke symptomatologie, hebben een verhoogd risico op het krijgen van een infarct. Dit risico is wel lager dan bij klinische AF, waarbij patiënten wel symptomen hebben. Onduidelijk is of het zinvol en veilig is om bloedverdunners in te zetten bij mensen met subklinisch AF. De ARTESiA-studie, een groot internationaal onderzoek, bestudeerde het effect van apixaban en aspirine op het beroerterisico bij patiënten met subklinische AF. De studie werd uitgevoerd door een team wetenschappers aan St George’s Hospital in Londen (Verenigd Koninkrijk) onder leiding van dr J.S. Healey. De studie is gepubliceerd in The Lancet Neurology.
In de ARTESiA-studie kregen deelnemers willekeurig ofwel apixaban (5 mg, 2 maal daags) of aspirine (81 mg, 1 maal daags). In totaal deden er 4012 deelnemers mee aan het onderzoek. Zij waren allemaal 55 jaar en ouder met vastgestelde subklinische AF. De onderzoekers voerden verder een subgroepanalyse uit om te bepalen of mensen met een voorgeschiedenis van beroerte of een voorbijgaande ischemische aanval (TIA) meer baat hebben bij apixaban dan degenen zonder deze voorgeschiedenis. Dit is een belangrijke vraag, omdat mensen met een eerdere beroerte een verhoogd risico hebben op een nieuwe beroerte. Van alle patiënten hadden er 346 (8,6%) een eerder infarct gehad.
Tussen mei 2015 en juli 2021 kregen 2015 patiënten apixaban en 1997 patiënten aspirine. Bij patiënten met een voorgeschiedenis van beroerte of TIA verminderde apixaban het risico op een nieuwe beroerte of systemische embolie met 60% vergeleken met aspirine. De jaarlijkse incidentie was 1,20% bij apixaban-gebruikers versus 3,14% bij aspirine-gebruikers. Dit betekent dat apixaban effectief is in het voorkomen van herhaalde beroertes in deze risicogroep.
Toch had apixaban niet alleen maar voordelen, maar verhoogde het ook het risico op ernstige bloedingen. De jaarlijkse incidentie van bloedingen bij patiënten met een voorgeschiedenis van beroerte of TIA was 2,26% bij apixaban-gebruikers versus 1,16% bij aspirine-gebruikers. Dit is bijna verdubbeling van het bloedingsrisico in deze groep.
Bij patiënten zonder een voorgeschiedenis van beroerte of TIA was het absolute voordeel van apixaban kleiner: de jaarlijkse beroerte-incidentie was 0,74% met apixaban versus 1,07% met aspirine. Ook in deze groep was het risico op bloedingen lager dan bij mensen met een eerdere beroerte, namelijk 3% bij de apixaban groep vs 1% in de aspirine groep.
De resultaten van de ARTESiA-studie tonen aan dat apixaban effectiever is dan aspirine in het voorkomen van beroertes bij mensen met subklinisch AF, vooral bij patiënten met een voorgeschiedenis van beroerte of TIA. Echter, deze groep heeft ook een hoger risico op bloedingen. Dit benadrukt het belang om een goede weloverwogen afweging te maken per patiënt tussen het risico op beroerte en de kans op ernstige bloedingen. De vergaarde kennis uit deze studie helpen bij het maken van die keuze. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen hoe het bloedingsrisico verder kan worden verlaagd, zonder de beschermende werking van apixaban te verliezen. Op dit moment lijkt apixaban een geschikt medicament voor secundaire preventie bij patiënten met subklinisch AF en een voorgeschiedenis van beroerte of TIA.
Referentie
Shoamanesh, A., Field, T. S., Coutts, et al. Apixaban versus aspirin for stroke prevention in people with subclinical atrial fibrillation and a history of stroke or transient ischaemic attack: subgroup analysis of the ARTESiA randomised controlled trial. The Lancet Neurology, 24(2), 140–151. https://doi.org/10.1016/s1474-4422(24)00475-7