Zowel natalizumab als anti-CD20 B-celdepleterende middelen zijn hoogeffectieve ziektemodulerende therapieën (‘disease-modifying therapies’, DMT’s) die goedgekeurd zijn voor de behandeling van patiënten met MS die relapsen ervaren. Gegevens over het effect van switchen van anti-CD20-middelen naar natalizumab zijn schaars, maar wel van belang voor artsen en patiënten die overwegen te veranderen van behandeling. Tijdens ECTRIMS 2024 gaf Jonathan Calkwood (Minnesota Center for Multiple Sclerosis, Plymouth, VS) een posterpresentatie over de resultaten van een retrospectieve database-studie.1
Bij patiënten met MS die ziekteprogressie vertonen wordt vaak een behandeling met DMT’s aanbevolen.2 Er zijn verschillende DMT’s beschikbaar voor de behandeling van patiënten met MS die relapsen ervaren, waaronder anti-CD20-middelen en natalizumab.3 Het is niet ongebruikelijk dat patiënten overstappen van de ene naar de andere DMT, maar er zijn weinig gegevens beschikbaar over de effecten van een dusdanige switch op de werkzaamheid en veiligheid van de behandeling.4,5
Deze retrospectieve studie maakt gebruik van patiëntgegevens afkomstig uit de database van een Amerikaanse zorgverzekeraar. Gegevens van volwassen patiënten die op basis van de International Classification of Diseases-10 G35 gediagnosticeerd werden met MS en na behandeling met een anti-CD20-middel geswitcht werden naar natalizumab werden geïncludeerd. De eerste declaratie voor natalizumab na de switch werd gebruikt als indexdatum. Daarnaast moesten medische en apotheek-gegevens van tenminste 12 maanden voorafgaand aan de indexdatum beschikbaar zijn, om in aanmerking te komen voor inclusie. De uitkomstmaten waren het jaarlijkse relapspercentage (‘annualized relapse rate’, ARR), de tijd tot de eerste relaps, het zorggebruik gemeten met de MS ‘healthcare resource utilization’ (HRU) en de zorgkosten.
In totaal werden de gegevens van 188 patiënten met MS geïncludeerd in de analyse. Bij 170 deelnemers vond voor de switch een behandeling met ocrelizumab plaats, terwijl 18 deelnemers voor de indexdatum behandeld werden met rituximab (gemiddelde leeftijd: 43,5 jaar; 77,1% vrouw). De deelnemers waren gemiddeld 489,6 dagen behandeld met een van deze anti-CD20-middelen, en 64% was langer dan 360 dagen met een anti-CD20-middel behandeld. De gemiddelde ‘washout’-periode, de tijd tussen de laatste dosis anti-CD20 en de eerste dosis natalizumab, was 158,1 dagen. De gemiddelde behandelduur blootstellingsduur aan natalizumab was 440 dagen.
Tijdens de behandeling met het anti-CD20-middel was de ARR 0,21, vergeleken met 0,17 na de switch naar behandeling met natalizumab (RR [95%-BI]: 0,81 [0,48-1,36]; p=0,42). Het percentage relapsvrije patiënten 12 maanden na de switch van het anti-CD20-middel naar natalizumab was 85,2%. De HRU en zorgkosten verschilden niet voor en na de switch.
Uit deze retrospectieve analyse van de verzekeringsgegevens van Amerikanen met MS blijkt dat degenen die switchen van een behandeling met een anti-CD20-middel naar behandeling met natalizumab een vergelijkbare ARR en relapsvrij percentage hebben voor en na de switch. Ook de het zorggebruik gemeten met de HRU en de zorgkosten zijn vergelijkbaar voor en na de switch van anti-CD20 naar natalizumab.
Referenties