Een bijzonder symptoom van frontotemporale dementie (FTD) is het ontstaan van nieuwe visueel artistieke vaardigheden, vooral bij primaire progressieve afasie-varianten van de ziekte. De ontwikkeling van nieuwe visuele artistieke creativiteit (VAC) bij deze patiënten blijkt het resultaat van degeneratie van de linker frontale en anterieure temporale hersenkwabben.
Onderzoekers van de huidige studie hypothetiseerden dat specifiek de degeneratie van deze hersenkwabben binnen de taaldominante hemisfeer van het brein tot minder remming leidt van de posterieure visueel-spatiale systemen, die betrokken zijn bij de visuele perceptie en associatie, waardoor de VAC wordt vergroot.
Om deze hypothese te onderzoeken werden de klinische, neuropsychologische, neuropathologische en genetische eigenschappen van 734 FTD-patiënten met gerapporteerde toegenomen VAC gedurende een periode van 17 jaar geanalyseerd. Van deze patiënten werden er 45 geëxcludeerd vanwege missende klinische gegevens. Een gedragsneuroloog beoordeelde vervolgens of de patiënten aan de volgende VAC-criteria voldeden:
De data afkomstig van deze patiënten werden vergeleken met twee controlegroepen: niet-visueel artistieke FTD-patiënten (NVA-FTD) en gezonde controles (‘healthy controls’, HC). NVA-FTD-patiënten werden voor de analyse gematcht aan VAC-FTD-patiënten op basis van hun klinische diagnose, ziektestadium, leeftijd, geslacht, links- of rechtshandigheid en aantal scholingsjaren. De HC-groep werd gematcht op basis van leeftijd, geslacht, links- of rechtshandigheid en aantal scholingsjaren.
Van de 689 FTD-patiënten bleken er 17 (2,5%) te voldoen aan de VAC-inclusiecriteria, met een gemiddelde leeftijd van 65 jaar en waaronder 10 (58,8%) vrouwen. Deze patiënten werden succesvol 1:3 gematcht met NVA-FTD- (n=51) en HC-patiënten (n=51). Acht van de VAC FTD-patiënten vertoonden nieuwe visueel artistieke vaardigheden, 7 hadden voorafgaand ook al enige interesse in visuele of niet-visuele kunst en 2 patiënten ervoeren een substantiële verandering in hun kunststijl.
VAC bleek zich te ontwikkelen rond hetzelfde moment dat patiënten symptomatisch werden en de VAC werd in disproportionele mate geobserveerd bij patiënten met predominante degeneratie in de temporale kwab (47,1%). Het volume van een specifieke dorsale occipitale regio daarnaast bleek sterk gecorreleerd te zijn met VAC-FTD, maar niet met NVA-FTD of HC.
Deze studie stelt een nieuwe hypothese voor met betrekking tot het mechanisme onderliggend aan het ontstaan van VAC bij FTD-patiënten. Sommige patiënten lijken door een vroege laesie-geïnduceerde activatie van dorsale visuele-associatie-gebieden vatbaarder te zijn voor het ontwikkelen van VAC. Verder onderzoek is nodig om dit fenomeen beter te begrijpen.